Neusmaagsonde

Een neusmaagsonde is een sonde die via de neus en slokdarm in de maag wordt geschoven. Het uiteinde van de sonde ligt in de maag. U kunt in het begin de sonde voelen bij het slikken. Dit gevoel went meestal vrij snel.

Hoe ziet een neusmaagsonde eruit?

De neusmaagsonde die in Ziekenhuis Gelderse Vallei wordt ingebracht is een PUR (Poly-Urethaan) 10 Ch sonde. Deze kan ongeveer 8 weken blijven zitten

Lees meer

Afspelen
De neusmaagsonde

Indicaties voor het plaatsen van een neusmaagsonde

Een neusmaagsonde wordt geplaatst wanneer de patiënt niet of niet voldoende kan of wil eten via de mond.

In de thuissituatie wordt een neusmaagsonde meestal geplaatst door de wijkverpleegkundige. U of uw mantelzorger kunnen ook leren hoe dit moet. Het kan ook geplaatst worden op de polikliniek van Ziekenhuis Gelderse Vallei. Dit wordt dan gedaan door de verpleegkundig consulent voeding. Om de neusmaagsonde te plaatsen wordt de NEX + 10 methode gebruikt.


De sonde vastmaken

Neuspleister

De sonde wordt met de pleister vastgemaakt op de neus, deze moet vrijwel dagelijks gewisseld worden.

Nasal-Bridle

De MDL-arts of de verpleegkundig consulent voeding maken de sonde vast via de Nasal-bridle van AMT. Dit gebeurt op de MDL-functieafdeling in Ziekenhuis Gelderse Vallei.De sonde zit via een siliconen bandje dat achter het neusschaarbeen loopt vast. Deze hoeft maar 1x per 3 maanden verwisseld te worden. Er wordt een clipje vastgemaakt aan de sonde en aan de uiteinden van het tape. Het siliconen bandje wordt vervolgens onder het clipje geknoopt en niet aan de sonde. Het oranje plectrum is nodig om het clipje weer te openen bij het wisselen en verwijderen van de Nasal-bridle.


De gouden standaard is een thoraxfoto. pH-meting is een betrouwbare manier om de ligging van de sonde te controleren. Hieronder staan adviezen om pH te meten

  • gebruik een 10 ml spuitje voor het optrekken van aspiraat, zeker geen 50 ml. Met een kleiner spuitje hoef je geen kracht te gebruiken met optrekken


  • trek heel langzaam op om aspiraat te krijgen
  • als een patiënt veel slijm ophoest als de sonde wordt in gebracht, kan het zijn dat de pH net zo hoog is als in de longen, omdat er dan slijm in de maag zit en dan ook slijm opgetrokken zal worden, dan 15 minuten wachten en pH opnieuw bepalen
  • als de sonde niet diep genoeg zit, kan in oesophagus ook slijm zitten dat de patiënt net heeft opgehoest. Dan zal de pH ook net zo hoog zijn als de pH in de longen, wanneer de sonde 5 cm dieper opgeschoven wordt, zal er een andere pH uitslag zijn.

Het blijft altijd varen op de klinische blik en goed nadenken, welke stap er waarom genomen wordt.

Wat te doen bij welke pH-waarde?
pH 2,0 — 5,5
pH 6,0 — 6,5
pH 7,0 — 8,0
pH 8,5 — 9,0
Voeden
Niet voeden
  • bij eerste pH-meting na inbrengen sonde; duw deze 5 cm verder en bepaal de pH opnieuw
  • bij langer zittende sonde; wacht met voeden en bepaal na 30 minuten de pH opnieuw
  • geen verandering bij 2de pH-meting: overleg met voedingsverpleegkundige of behandelend arts

Niet voeden 
  • trek de sonde 5 – 10 cm terug en bepaal de pH opnieuw
De sonde ligt waarschijnlijk in het duodenum (pH 7,0 – 8,0) of in de longen (pH 7,0 – 9,0).


Niet voeden
  • verwijder de sonde en breng een nieuwe in
De sonde ligt in de longen.

Maak bij twijfel altijd een controlefoto.

Controleer de ligging in de maag door middel van een pH stip en het optrekken van aspiraat (vocht) uit de sonde. Let op: de test is niet betrouwbaar als er korter dan 15 minuten geleden water door de sonde is gespoeld. Wanneer de pH 5,5 of lager is, ligt de tip van de sonde in de maag.

Controleer de ligging van de sonde altijd wanneer de sonde mogelijk is verschoven door:

  • Het loslaten van de pleister.
  • Hoesten of braken.

Bij het inbrengen van de sonde is genoteerd hoe diep de sonde is ingebracht door middel van de centimeteraanduiding of een markering op de sonde.

Een Neusmaagsonde is een dunne sonde. De kans op verstopping is groot. Probeer zo min mogelijk fijn gemalen medicatie door de sonde te geven. Overleg met uw apotheker welke medicatie aangepast kan worden om het risico op verstopping van de sonde te beperken.

Preventie

Spoel de neusmaagsonde 4 keer per dag door met 30 cc handwarm water.

Bij verstopping

  • Probeer de sonde door te spuiten met een 20 ml spuit met handwarm water. Maak een pompende beweging met de spuit.
  • Rol de sonde eens door de vingers als de voeding aangekoekt zit. Spuit door met handwarm water en herhaal dit nogmaals.
  • Probeer na te gaan waardoor de verstopping is veroorzaakt, als medicatie de oorzaak is van de verstopping moet er vaak een nieuwe sonde geplaatst worden.
  • Als de sonde verstopt is door sondevoeding, dan kan de verstopping vaak opgelost worden door de stappen bij bullit 1 en 2 te volgen.
  • Alleen bij de neusmaagsonde met neuspleister: maak de neuspleister los en trek deze 5 cm. Spuit de sonde dan nog eens met handwarm water en een pompende beweging door.
  • als het niet lukt de verstopping op te heffen, laat dan de sonde zitten en neem contact op met de verpleegkundig consulent voeding.
  • Gebruik voor het ontstoppen alleen handwarm water, mespuntje bakingsoda opgelost in een 20ml Enfit spuit of Natriumbicarbonaat 4,2%.

Verlies van de sonde

Het kan gebeuren dat de sonde per ongeluk een stukje of helemaal uitvalt. De toediening van de sondevoeding moet gestopt worden totdat de sonde weer goed ligt.

  • Overdag van maandag t/m vrijdag: neem contact op met de verpleegkundig consulent voeding. Hij of zij kan de sonde terugplaatsen of -schuiven.
  • Avond / nacht van maandag t/m vrijdag: verwijder de sonde en neem de volgende dag contact op met de verpleegkundig consulent voeding voor het plaatsen van een nieuwe sonde.
  • Weekend: neem contact op met de huisartsenpost.

Keel-, neus- en oorklachten

Bij langdurig gebruik van een neussonde kunnen keel-, neus- en oorklachten ontstaan.

  • Waterijsjes of ijswater kunnen de klachten verlichten, wanneer dit onvoldoende helpt kunt u 4 keer per dag 1000 mg paracetamol nemen.
  • Werkt dit niet, neem dan contact op met uw verpleegkundig consulent voeding.

  • Leid de sonde voor het oor langs om decubitusplekken achter het oor te vermijden. Bevestig daarna de sonde met behulp van een pleister of veiligheidsspeld op de kleding.
  • Controleer dagelijks of de pleister op de sonde nog goed op de neus vastzit. Als de pleister een beetje loslaat, vervang deze dan.
  • Spuit de sonde 4 keer per dag door met minimaal 30 ml handwarm water om verstopping te voorkomen
  • Geef alleen medicijnen via deze sonde als het echt niet anders kan. De sonde is dun en lang en dat maakt de kans op verstopping groot.
  • Wanneer medicijnen toch via de sonde gegeven moet worden, spuit dan de sonde vóór en na toediening goed door met minstens 60ml handwarm water.
  • Overleg met uw apotheker of u de medicijnen op een andere manier kunt toedienen.

De sondevoeding wordt via een voedingspomp gegeven. U krijgt porties via een 60 cc ENfit spuit.