Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Sondevoeding
Sondevoeding is dunne, vloeibare, volwaardige voeding die via een slangetje (sonde) rechtstreeks in de maag of de dunne darm (jejunum) kan worden toegediend. Het wordt gebruikt als volledige voeding of als aanvullende voeding. Sondevoeding wordt ook wel enterale voeding genoemd. Enteraal betekent via het maag-darm kanaal.
Samenstelling
Sondevoeding bevat alle voedingsstoffen die het lichaam nodig heeft. Zoals energie, eiwit, vet en koolhydraten, maar ook vocht, vitamines en mineralen. Er zijn vele soorten sondevoeding (pdf, 177KB) beschikbaar.
Wanneer sondevoeding?
Sondevoeding kan worden voorgeschreven als u niet voldoende kan of mag eten en drinken vanwege ziekte, behandeling of een operatie. Met normale voeding wordt de voedingsbehoefte dan niet gedekt. Daardoor ontstaat risico op ondervoeding. Een goede voedingstoestand is belangrijk om in goede conditie te komen of te blijven.
Indicaties voor sondevoeding
Als gewone voeding of drinkvoeding niet mogelijk is, moet in principe altijd worden gestreefd naar enterale voeding via een sonde. Deze manier komt namelijk het meest overeen met de normale fysiologische manier van eten en drinken. Bovendien levert deze methode minder kans op het ontstaan van complicaties, is minder zorgintensief en goedkoper dan parenterale voeding. Indicaties zijn:
- niet voldoende kunnen eten en drinken, bijvoorbeeld vanwege misselijkheid of slikstoornissen
- niet mogen eten en drinken, bijvoorbeeld vanwege een grote operatie in het maag-darmkanaal of fistel (niet natuurlijke tunnel) in het darmkanaal
- niet willen eten en drinken, bijvoorbeeld vanwege psychische aandoeningen
Advies door diëtist
De diëtist beoordeelt of sondevoeding is geïndiceerd en adviseert over de juiste soort, hoeveelheid en opbouw van sondevoeding. De keuze wordt gemaakt op basis van de berekende voedingsbehoefte en medische diagnose. De samenstelling van de sondevoeding, de hoeveelheid en de tijdsduur kan voor iedereen verschillend zijn.
Opbouw van sondevoeding
Waren er tot aan het starten van de sondevoeding geen problemen met de voeding? Dan kunt u in principe gelijk de volledige benodigde hoeveelheid sondevoeding krijgen. Heeft u langere tijd (vrijwel) geen voeding gebruikt? Dan is er risico op het refeeding syndroom. De sondevoeding moet dan langzaam worden opgebouwd. Ook zijn aanvullende controles nodig. Hieronder vindt u de verschillende opbouwschema's. Voor meer informatie over hoe bepaalt wordt welk opbouwschema juist is, zie de pagina refeeding syndroom.
Opbouwschema's
- opbouwschema 1: geen risico refeeding syndroom (RSS 0) (pdf, 11KB)
- opbouwschema 2: laag risico refeeding syndroom (RSS 1) (pdf, 13KB)
- opbouwschema 3: hoog risico refeeding syndroom (RSS ≥2) (pdf, 153KB)
Klachten bij opbouw
Ontstaan er klachten zoals misselijkheid en braken? Dan moet een stap terug gegaan worden in het opbouwschema. Als de klachten zijn verminderd of verdwenen, kan de sondevoeding weer verder worden uitgebreid. Blijven de klachten bestaan? Dan is overleg met de diëtist of behandelend arts nodig om de reden van de misselijkheid te achterhalen. Eventueel krijgt u dan prokinetica (medicijnen die de maagontlediging stimuleren).