Voor leerkrachten
Component Action Menu- ${title}
Kinderdiabetes polikliniek
Diabetes is een levenslange aandoening. Het hebben van diabetes heeft een behoorlijke impact op het dagelijks leven van een leerling thuis én op school. Daarom is het belangrijk voor het schoolpersoneel, zowel de directie als de betreffende leerkrachten, te begrijpen wat diabetes is. Op die manier weet je waar je rekening mee kan houden op school en in de klas.
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Wat is diabetes
Mensen met diabetes maken geen of te weinig insuline aan. Insuline is nodig om cellen in het lichaam te voorzien van brandstof. Als er onvoldoende insuline is, blijft er suiker in het bloed. Het gevolg hiervan is een hoge bloedglucose, terwijl in de cellen juist een tekort aan suiker is. Het lichaam kan dan niet goed meer functioneren.
Waarom iemand diabetes krijgt is nog niet precies bekend en het is ook nog niet te genezen, maar gelukkig wel te behandelen.
Er bestaan verschillende vormen van diabetes.
Type 1 diabetes komt bij kinderen het meest voor. Hierbij komt de insuline niet meer in het bloed. Er is dus helemaal geen insuline meer.
De variant die vooral bij volwassenen voorkomt is type 2 diabetes. Hierbij maakt het lichaam te weinig insuline aan en/of het lichaam reageert minder goed op insuline.
Type 1 moet levenslang met insuline worden behandeld. Door insuline kan de cel weer suiker opnemen en daalt de bloedglucose. Bij een kind moet de bloedglucose vier tot wel twaalf keer per dag gecontroleerd worden.
De bloedglucose moet tussen de 4 en de 10 (mmol) zitten. Als bloedglucose te hoog of te laag is, moet dit gecorrigeerd worden. De hoeveelheid suikers (koolhydraten) in het eten evenals de insulinedosering, inspanning, stress en ziekte, zijn van invloed op de hoogte van bloedglucose.
Insuline wordt in de maag afgebroken. Daarom kun je het niet als tablet slikken. Je kunt het onderhuids met een pen inspuiten of via een insulinepomp toedienen.
Let op: ieder kind is anders. Wat een correcte bloedglucosewaarde is en hoe je deze eventueel corrigeert spreek je altijd af in overleg met de ouders. Aan het einde van deze info ziet u een overzicht van onderwerpen waarvoor kind/jongere gerichte afspraak gemaakt moeten worden.
Diabetes en leren
Diabetes kan het leer- en concentratievermogen van de leerling direct beïnvloeden. Dit heeft te maken met schommelende bloedglucosewaarden. Zowel bij te lage of te hoge bloedglucosewaarden vermindert het concentratievermogen, het geheugen, de denksnelheid en de vaardigheden om te plannen, te organiseren en informatie te verwerken.
Hierdoor kan het ook zijn dat een leerling met diabetes voor toetsen aanpassingen nodig heeft zoals extra tijd voor een toets vanwege diabetesmanagement. Het is aan de leerling of de ouders om hier een verzoek voor in te dienen.
Vanwege het effect van diabetes op leren is het belangrijk dat een leerling ondersteund wordt in zijn diabetesmanagement zowel thuis als op school. Sommige kinderen met diabetes zullen ook vaker afwezig zijn vanwege ziekenhuisafspraken of omdat ze oververmoeid of ziek zijn als gevolg van hun diabetes.
Hoe behandel je diabetes?
De behandeling van diabetes bestaat vooral uit het in balans houden van de insuline, voeding en beweging. Insuline wordt op twee manieren toegediend: met een pomp of met een spuit.
Pomp
De meerderheid van de leerlingen met diabetes krijgt insuline toegediend via een insulinepomp. De pomp zelf is ongeveer zo groot als een mobieltje en wordt ergens op het lichaam gedragen. Aan de pomp zit meestal een slangetje dat met een infuuspleister aan het lichaam vastzit. De pleister zit vaak op buik, billen of been. Sommige pompen zijn draadloos. Een pomp is heel flexibel in het gebruik, omdat je alleen wat knopjes hoeft in te drukken om insuline toe te dienen. Er komt dus geen naald aan te pas. Voor het bedienen van de pomp hoef je dus ook niet medisch geschoold te zijn. Het toedienen van insuline wordt bolussen genoemd. |
Bron afbeelding: Diabeter.nl |
Spuiten met een pen
Een insulinepen is een pen met een ampul insuline. Op de pen wordt een dopje met een kort en dun naaldje gedraaid. Om insuline in te spuiten prik je met de pen in de buik of in de bil of het been. Kinderen ervaren over het algemeen geen pijn tijdens het prikken met de pen. Hoe vaak een leerling insuline moet toedienen verschilt. Gemiddeld is dat vier of vijf keer per dag. Waarschijnlijk is dit dus nodig voor de lunch. |
Bron afbeelding: DiabetesBaas.nl
|
Meten is weten
Het controleren van de bloedglucose kan met behulp van een glucosemeter. Met een vingerprikje wordt een druppel bloed op een strip gedaan, de meter geeft dan de actuele hoeveel glucose in het bloed weer. |
Bron afbeelding: Diabetesdesk.nl |
Veel kinderen dragen een sensor. Het zijn verschillende varianten van. De Libre geeft de waarde na het scannen van de sensor op de scanner of telefoon aan. Andere sensoren sturen de waarde door naar een pomp of receiver. Er kan ingesteld worden om alarmen te krijgen bij hoge, lage en snel stijgende of dalende waarden. Zelfcontrole is onmisbaar bij de behandeling van diabetes. Door regelmatig de bloedglucose te controleren kan er bijgestuurd worden. Dit bijsturen maakt de kans groter dat de bloedglucose binnen de streefwaarden blijven. Dat is weer belangrijk om te kunnen leren. Afhankelijk van de leeftijd van de leerling kan hij dit wel of niet zelf. Meten gebeurt vaak:
|
Bron afbeelding: Eendiabetes.nl |
Eten en koolhydraten tellen
Hoeveel insuline nodig is bij eten en drinken, is afhankelijk van het aantal koolhydraten dat erin zit. Koolhydraten zitten niet alleen in zoet eten of drinken. Koolhydraten zitten bijvoorbeeld ook in brood, melkproducten, fruit en in de meeste traktaties op school.
Vaak staat op de verpakking hoeveel koolhydraten erin zitten. De hoeveelheid koolhydraten is ook op te zoeken. Het handigst is dit via een koolhydraten-tellende app. De ouders en het kind leren hoe ze koolhydraten moeten tellen en omrekenen naar de hoeveelheid insuline die toegediend moet worden. Hoeveel een leerling zelf kan, is afhankelijk van zijn leeftijd.
Maak met ouders duidelijke afspraken over het tellen van koolhydraten.
Het handigst is, als de leerling het niet zelf kan, dat de ouders elke dag de hoeveelheid koolhydraten vermelden bij (of op) de meegebrachte tussendoortjes, lunchtrommel en drinkbeker. Voor (onverwachte) traktaties is het zaak goede afspraken met de ouders te maken.
Wat is een hypo?
Een hypo is een lage bloedglucose (onder 3,5 of 4). Verschijnselen hierbij kunnen zijn:
|
Bron afbeelding: Diep.info |
Een hypo kan veroorzaakt worden door:
|
Ieder kind heeft andere verschijnselen bij een hypo. Vraag daarom extra goed na bij de ouders waaraan zij bij hun kind een hypo herkennen. Het is belangrijk dat de leerkracht de verschijnselen herkent en meteen actie onderneemt om erger te voorkomen. Vermoed je een hypo, controleer dan de bloedglucose. Is er inderdaad sprake van een hypo geef dan de afgesproken hoeveelheid suiker in de vorm van dextro energy of een suikerhoudende drank.
|
Bron afbeelding: Baqsimi.nl |
Wat is een hyper?
Een hyper is een hoge bloedglucose (hoger dan 10). Verschijnselen hierbij kunnen zijn:
|
Bron afbeelding: Diep.info
|
Een hyper kan veroorzaakt worden door:
|
De behandeling tegen een hyper bestaat uit het geven van insuline volgens het schema dat de ouders van de arts hebben gekregen.
Braken kan een symptoom zijn van een ernstige ontregeling en de leerkracht dient dan ook gelijk contact op te nemen met de ouders.
Sport en spel
Tijdens sporten en spelen (buitenspelen, schoolgym en sportdag) is er minder insuline nodig om suiker naar de cellen te transporteren. Hierdoor is er een grotere kans op lage bloedglucose, en dus op een hypo. Het is daarom handig om voor en na het sporten extra te meten.
Het is zaak om met de ouders duidelijke afspraken te maken over welke maatregelen er genomen moeten worden. Dit kan zijn minder insuline of extra eten of drinken.
Als blijkt dat de leerling door extra te bewegen of te sporten vaak een te lage bloedglucose heeft, geef dat dan door aan de ouders. Mogelijk kan de behandeling dan worden aangepast.
Leervermogen, toetsen en stress
Tijdens een hyper en een hypo kan een leerling zich slecht concentreren en gaat zijn denkvermogen achteruit. Hierdoor kan jouw leerling onverwacht slecht uit de bus komen bij een toets of soms moeite hebben bij de les te blijven. Bovendien komt bij stress adrenaline vrij die de bloedglucose verhoogt, waardoor de leerling kans heeft op een hyper. De leerling kan daarom het beste voor aanvang van een stressvolle activiteit de bloedglucose meten.
Als je het idee hebt dat diabetes de prestaties van jouw leerling negatief beïnvloedt, is het zinvol om samen met de ouders te bekijken wat eraan te doen valt. Op grond van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische ziekte, kan een leerling om een doeltreffende aanpassing vragen zoals extra tijd voor een toets.
Schoolreisjes en schoolkampen
Uitgangspunt hierbij is dat kinderen met diabetes gewoon mee kunnen op schoolreisjes en schoolkampen. Wel is het van belang om van te voren samen met de ouders, en eventueel de leerling zelf, de reis of het kamp voldoende voor te bereiden.
Inventariseer hoeveel en welke (extra) diabeteszorg tijdens die bepaalde dag of dagen nodig is, is daarbij cruciaal. Overleg met ouders en leerling wie deze zorg op zich kan nemen. Kan je leerling het eventueel zelf, met toezicht van een volwassene? Kan het schoolpersoneelslid mee dat op gewone schooldagen insuline toedient op school? Een andere mogelijkheid is dat een ouder meegaat. De beste oplossing vind je in overleg met de ouders en de leerling (afhankelijk van zijn leeftijd).
Punten die afgestemd moeten worden met ouders
- Contactgegevens
- Meting glucosewaarde
- glucosemeter of sensor
- wat doet het kind zelf
- wat wordt er verwacht van de leerkracht
- instructie en zo nodig een stappenplan maken
- Toediening insuline:
- pen of pomp
- bij maaltijden en of tussendoortjes
- hoe worden de koolhydraten doorgegeven
- wat doet het kind zelf
- wat wordt er verwacht van de leerkracht
- instructie en zo nodig een stappenplan maken
- Hypo:
- Welke verschijnselen
- Welke acties
- Wanneer contact met ouders
- Hyper:
- Welke verschijnselen
- Welke acties bij welke waardes
- Wanneer contact met ouders
- Gym:
- welke acties moeten worden ondernomen (meten, extra eten/drinken, insuline aanpassingen)
- Bijzondere omstandigheden:
- Traktaties
- Schoolreisje etc
- Informatie vervangende leerkracht
Toets je kennis!
Toets je kennis door onderstaande 10 vragen te beantwoorden. Bij minimaal 8 goede antwoorden beheers jij de kennis over kinderdiabetes en krijg je een certificaat toegestuurd! Heb je minder dan 8 goede antwoorden? Dan krijg je een herkansing. Mail je antwoorden naar kinderdiabetes@zgv.nl en behaal nu jouw certificaat!
- Bij kinderen is meestal sprake van diabetes mellitus type 1
a) waar
b) niet waar - Streefwaarde voor de glucose is...
a) 3-8 mmol/l
b) 4-10 mmol/l
c) 5-12 mmol/l - De glucosewaarde heeft geen invloed op het leer- en concentratievermogen
a) waar
b) niet waar - Het meten van de glucosewaarde wordt gedaan door:
a) vingerprik en glucose meter
b) scannen van de sensor
c) beide bovenstaande antwoorden zijn mogelijk - Het aantal koolhydraten in de lunch wordt:
a) door de leerkracht opgezocht in de eetmeter
b) weet het kind zelf
c) ouders geven het door of het kind weet het zelf - Een hypo vereist een directe actie van het kind en de leerkracht
a) waar
b) niet waar - Een hyper vereist een directe actie van het kind en de leerkracht
a) waar
b) niet waar - Met sporten is er:
a) minder insuline nodig
b) extra eten of drinken nodig
c) minder insuline of extra eten of drinken nodig
d) is bij ieder kind weer anders, ouders geven aan welke maatregelen genomen moeten worden - Een kind met diabetes kan altijd meedoen met een traktatie
a) waar
b) niet waar - Bij een schoolreisje:
a) goede voorbereiding nodig en soms gaat er een ouder mee
b) er moet altijd een ouder meegaan