Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Week 27 t/m bevalling
Lees hieronder meer informatie over de onderwerpen die belangrijk zijn van de 27e week tot en met de bevalling.
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Week 27
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Spataderen
Spataderen zijn (soms) verdikte, kronkelende blauwe aderen die kunnen ontstaan op je benen maar ook op je schaamlippen. Spataderen kunnen pijnlijke en opgezette benen veroorzaken. Je kan er niks aan doen, de een is er gevoeliger voor dan de ander.
Tijdens de zwangerschap ontstaan ze door het hormoon progesteron, dat ervoor zorgt dat de bloedvaten wijder worden. Hierdoor werken de klepjes in de aderen minder goed, zodat het bloed minder goed terugstroomt naar het hart. De groter wordende baarmoeder en de grotere hoeveelheid bloed om rond te pompen tijdens de zwangerschap veroorzaken ook meer druk op de bloedvaten.
Spataderen verdwijnen meestal weer na de bevalling, in een enkel geval blijven ze bestaan. De volgende tips kunnen helpen om ze te voorkomen:
- Lig niet te lang in een warm bad;
- Vermijd een warmtebron op de benen (autoverwarming, kruik, elektrische deken etc.). Daarom raden we zonnebaden en saunabezoek ook af wanneer je spataderen hebt;
- Draag geen knellende kousen of sokken;
- Vermijd langdurig staan en stilzitten;
- Zit (zo mogelijk) niet met je benen over elkaar;
- Beweeg voldoende, wandel of doe gymnastiekoefeningen;
- Slaap met je benen iets omhoog (kussen onder de benen) zodat het bloed makkelijker naar het hart kan terugstromen.
Als je toch last krijgt van spataderen kun je de benen regelmatig even omhoog leggen zodat het bloed beter terug kan stromen. Wisseldouches (afwisselend koud en warm water) en beweging stimuleren de doorbloeding. Een washandje met ijsblokjes op je benen verzacht de pijn.
Ook steunkousen kunnen helpen als je last hebt van spataderen, die kun je aanvragen via de huisarts of gynaecoloog. Steunkousen worden op maat gemaakt, maar je maat verandert tijdens je zwangerschap wel steeds. Een strakke, stevige panty volstaat vaak ook.
Je kunt spataderen ook laten masseren door de fysiotherapeut, dat bevordert de doorbloeding en zorgt ervoor dat je minder pijnklachten of een vermoeid gevoel ervaart. www.spatadertherapie.com
Rug- of bekkenpijn
Tijdens je zwangerschap veranderen je gewicht en je houding en worden je gewrichten beweeglijker. Hierdoor kun je last krijgen van je rug of bekken. Een goede houding kan deze klachten verminderen:
- Sta rechtop, zorg dat je rug niet te hol is en span je bekkenbodem-, bil- en buikspieren aan.
- Zorg als je zit dat je bovenbenen horizontaal zijn en de rugleuning contact maakt met je onderrug voor voldoende steun.
- Ga door je knieën als je moet bukken of tillen.
- Draai als je uit bed komt eerst op je zij en druk jezelf zijwaarts omhoog.
Bewegen is goed, juist ook als je klachten hebt. Maar forceer niks en pas het aan naar wat je kunt. Heb je veel pijn en/of hinder van je rug of bekken, neem dan contact op met de fysiotherapeut, verloskundige, huisarts of gynaecoloog
Ben je zwanger en heb je een negatieve bloedgroep, dan krijg je met 27 weken een bloedonderzoek in plaats van met 30 weken. Tijdens dit bloedonderzoek bepalen we nogmaals je ijzergehalte (Hb). Deze controle gebeurt bij sommige verloskundige praktijken middels een vingerprik. Bij andere verloskundige praktijken en bij als je onder controle bent van de gynaecoloog bij het afnamelab in het ziekenhuis of een bloedafnamelocatie in de regio.
Als de zwangere bloedgroep D Negatief heeft, wordt met 27 weken zwangerschap opnieuw bloed afgenomen om de bloedgroep van de foetus te bepalen. Als deze positief is, dan krijgt de zwangere met 30 weken zwangerschap en binnen 48 uur post partum een Anti D injectie toegediend om te voorkomen dat de zwangere antistoffen gaat maken tegen het bloed van de baby.
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Week 28
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Vocht vasthouden
Omdat je tijdens de zwangerschap meer vocht vasthoudt, krijg je soms dikke voeten en enkels. Vooral in het derde trimester!
Bij warmte en weinig beweging kan dit verergeren. Zorg dat je voldoende beweging hebt en leg je benen wat hoger als je zit of ligt. Probeer ondanks dat je vocht vasthoudt wel 1,5 tot 2 liter vocht per dag te drinken. Het vasthouden van vocht kan in principe geen kwaad, zolang je bloeddruk normaal blijft.
Ga je in korte tijd veel vocht vasthouden, of zijn er andere klachten van hoge bloeddruk, zoals hoofdpijn, bandgevoel en/of sterretjes zien: neem dan contact op met de verloskundige of gynaecoloog.
Plaats van de bevalling
Wat betreft de plaats van je bevalling zijn er, als er geen indicatie voor een klinische bevalling is, twee mogelijkheden: je kunt thuis bevallen of poliklinisch in het ziekenhuis. Het is belangrijk dat je een plek kiest waar jij je op je gemak voelt. Voor de één is dat thuis en voor de ander in het ziekenhuis. Het is verstandig om in elk geval een tas klaar te zetten voor een bevalling in het ziekenhuis, ook als je kiest voor een thuisbevalling.
Thuisbevalling
Een reden om voor een thuisbevalling te kiezen kan zijn dat je je daar prettig en vertrouwd voelt. Een thuisbevalling is net zo veilig als een poliklinische bevalling. Bij een thuisbevalling begeleidt de verloskundige de bevalling, hierbij wordt ze geassisteerd door de kraamverzorgende. De verloskundige heeft alle spullen bij zich om je bevalling goed te kunnen begeleiden.
Bij bevallingen van een eerste kindje kan er zich bij ongeveer de helft van de bevallingen een situatie voordoen waarbij de verloskundige besluit om de bevalling verder in het ziekenhuis te laten plaatsvinden. De meest voorkomende redenen om tijdens de bevalling naar het ziekenhuis te gaan zijn een wens voor medicinale pijnstilling en het niet vorderen van de ontsluiting. Zelden moet je met spoed naar het ziekenhuis.
Poliklinische bevalling
Je kunt ervoor kiezen om in het ziekenhuis te bevallen, ook wanneer je daar geen medische indicatie voor hebt. Hiervoor wordt een eigen bijdrage gevraagd van ongeveer €400,-. Bij een uitgebreide aanvullende verzekering wordt dit in sommige gevallen wel vergoed.
Als je poliklinisch wilt gaan bevallen, komt de verloskundige eerst bij je thuis om te kijken hoe het gaat. Wanneer je rond de 4-6 cm ontsluiting hebt ga je naar het ziekenhuis. Als de bevalling goed is verlopen ga je ongeveer 2 uur nadat jullie baby geboren is, ga je met je partner en de baby samen naar huis.
Soms bedenk je tijdens de bevalling dat je alsnog thuis wilt blijven of gaat het zo snel dat je niet meer naar het ziekenhuis kunt. Zorg dan ook dat alle spullen in huis zijn voor een thuisbevalling en je bed op klossen staat. De kraamverzorgster gebruikt spullen uit het kraampakket en zij kan je in de kraamperiode beter begeleiden als je bed op klossen staat.
Er kan ook een medische reden zijn dat je onder leiding van je eigen verloskundige poliklinisch gaat bevallen. Dit bespreekt je verloskundige met je in de loop van de zwangerschap.
Klinische bevalling
Als je vanwege medische redenen (op medische indicatie) in het ziekenhuis bevalt noemen we dat een klinische bevalling. De medische indicatie kan voor de zwangerschap al vaststaan, maar ook tijdens de zwangerschap of tijdens de bevalling ontstaan. Je bevalt dan onder leiding van een gynaecoloog en het verloskunde-team zorgt voor je. Het verloskunde-team bestaat uit klinisch verloskundigen, artsen, (gespecialiseerd) verpleegkundigen en gynaecologen. Op de verloskamers zijn soms ook verloskundigen in opleiding en artsen in opleiding (co-assistenten) werkzaam.
Na de bevalling
Na de bevalling worden jullie verzorgd op de verloskamers. Je partner kan altijd bij je blijven en kan ook blijven slapen op dezelfde kamer. Kraambezoek is van harte welkom, maar altijd in overleg met de verpleegkundige. Soms ga je van de verloskamers naar de kraamafdeling, omdat je wat langer moet blijven. Om het contact met je baby optimaal te laten verlopen blijft de baby steeds bij jou op de kamer (rooming-in).
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Week 29
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Extra controles
Herken je een van onderstaande klachten? Neem dan contact op met je verloskundige of gynaecoloog.
- hoofdpijn
- wazig zien of lichtflitsen zien
- pijn boven in de buik of een bandgevoel boven in de buik
- misselijkheid en braken
- plotseling veel vocht vasthouden in bijvoorbeeld gezicht, handen of voeten
Voor meer informatie kun je kijken op: https://www.geldersevallei.nl/wcm/connect/www/773ba5a2-85ea-462a-8991-4887fd110fef/Hoge%2Bbloeddruk%2Bin%2Bde%2Bzwangerschap.pdf?MOD=AJPERES&CVID=&CACHE=NONE&CONTENTCACHE=NONE
Buikpijn is vaak heel onschuldig (zoals darmkrampen nadat je veel hebt gegeten) maar als de buikpijn continu aanwezig is, het komt en het gaat, dan zouden dit weeën kunnen zijn. Als de buikpijn in rust blijft aanhouden of verergert, neem dan contact op met je verloskundige of gynaecoloog.
Bij buikpijn in combinatie met bloedverlies, moet je altijd direct contact opnemen met je verloskundige of gynaecoloog. Ook als dit bijvoorbeeld 's nachts of in het weekend is.
Een andere klacht waarvoor extra controle nodig is, is als je minder leven voelt dan je gewend bent. Bespreek dit altijd dezelfde dag met je verloskundige of gynaecoloog. In de bibliotheek van deze app kun je er meer informatie over vinden en ook via onderstaande link kun je informatie vinden;
https://deverloskundige.nl/nieuws/artikel/nieuw-folder-jouw-zwangerschap-je-baby-voelen-bewegen/308
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Week 30
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Bloedonderzoek 30 weken
Bij 30 weken zwangerschap bepalen we nogmaals je ijzergehalte (Hb). Deze controle gebeurt bij sommige verloskundige praktijken middels een vingerprik. Bij andere verloskundige praktijken en bij als je onder controle bent van de gynaecoloog bij het afnamelab in het ziekenhuis of een bloedafnamelocatie in de regio.
IJzertekort
Bloedarmoede, laag Hb
Als je bloedarmoede hebt, heb je een ‘te laag Hb’ en vervoert je bloed niet genoeg zuurstof naar de organen en weefsels. Om zuurstof te vervoeren naar de cellen in je lichaam zit er hemoglobine in de rode bloedcellen. De hoeveelheid hemoglobine kunnen we meten in het bloed als het Hb-gehalte.
Tijdens de zwangerschap is het Hb-gehalte altijd wat lager omdat je bloed als het ware verdund is (meer bloedplasma dan rode bloedcellen).
In het begin van de zwangerschap wordt je Hb-gehalte bepaald. Rond de 30e week is je Hb-gehalte het laagst, daarom word je rond die zwangerschapsweek nogmaals gecontroleerd. Als je Hb te laag is krijg je ijzertabletten voorgeschreven.
Bloedarmoede is niet altijd te voorkomen. Als je gezond en gevarieerd eet, krijg je in principe voldoende bouwstoffen (waaronder ijzer) binnen om rode bloedcellen (en hemoglobine) aan te maken.
Tip bij een laag Hb:
Als je veel vitamine C bij je maaltijden eet of drinkt, neemt je lichaam de ijzer uit de voeding sneller op. Melkproducten, koffie en thee bij de maaltijd remmen de opname van ijzer juist af. Combineer je ijzerrijke voeding dus graag met producten die vitamine C bevatten.
Medische indicatie
Met de zorgverleners in de eerste lijn kan een cliënt of patiënt zelf contact opnemen, zonder verwijzing. Dat geldt bijvoorbeeld voor de huisarts, de tandarts en de eerstelijns verloskundige. Zij zijn de poortwachters voor de tweedelijnszorg: de meer specialistische zorg in het ziekenhuis. Dit is bijvoorbeeld een klinisch verloskundige, gynaecoloog of kinderarts. De derdelijnszorg is specialistische zorg in een academisch medisch centrum, bijvoorbeeld neonatologie.
Verloskundigen in de eerste lijn
Een eerstelijns verloskundige begeleidt zwangere vrouwen zolang alles normaal (fysiologisch) verloopt. Zij heeft een eigen praktijk of werkt in een (groeps)praktijk.
Verloskundigen en artsen in de tweede lijn
Verloskundigen die in het ziekenhuis werken, worden klinisch verloskundigen genoemd, of verloskundigen tweede lijn. Zij werken op de verloskamer, de polikliniek, de afdeling voor zwangere en/of de kraamafdeling. Daar begeleiden ze vrouwen met een verhoogd risico op complicaties. Ze werken zelfstandig maar onder medische verantwoordelijkheid van de gynaecoloog.
In zowel ziekenhuis Gelderse Vallei als een derdelijns ziekenhuis (zoals het Radboudumc of UMC Utrecht) kun je ook artsen gynaecologie/verloskunde tegen komen, ook wel arts-assistenten genoemd. Dit zijn afgestudeerde artsen, wel of niet in opleiding tot gynaecoloog. Zij werken op de polikliniek, verloskamers, verpleegafdeling en operatiekamers. De begeleiding van de bevalling (en evt. zwangerschap) wordt door een klinisch verloskundige of door een arts gedaan, onder verantwoording van de gynaecoloog en tezamen met een gespecialiseerd verpleegkundige.
Verloskundigen en artsen in de derde lijn
De verloskunde kent ook nog een derde lijn: de zeer specialistische zorg die geboden wordt in academische ziekenhuizen, zoals specialistische echo’s en de opvang van zeer vroeg geborenen of zwangere met een hoog risico-indicatie.Groeiecho's
Om te controleren hoe jullie kindje in deze zwangerschap groeit worden er groeiecho’s gemaakt. Bij een groeiecho meten we drie dingen:
- de hoofdomtrek
- de buikomtrek
- de lengte van het botje in het bovenbeen
De metingen worden in een groeicurve gezet en aan de hand van deze uitkomsten wordt bepaald of de groei goed is. De eerste groeiecho is een momentopname, deze waarden op zich zeggen niets over de groei van jullie baby. Daarvoor moeten er meerdere groeiecho’s gemaakt worden. Bij 32 en bij 36 weken zwangerschap wordt de groeiecho herhaald. Ook wordt er bij deze echo’s gekeken naar de hoeveelheid vruchtwater. Mocht de groei achterlopen, dan wordt de groeiecho één keer per twee weken herhaald (zie verderop) en eventueel worden dopplers gemeten en een CTG gemaakt. Dopplermetingen meten de doorstroming van het bloed van het kindje. Een CTG is een hartfilmpje.
Oorzaken fluxus
Wat is een fluxus
Tijdens een bevalling verlies je bloed, meestal is dat 500 tot 800 milliliter. Als je 1000 milliliter (één liter) of meer bloed verliest, is er sprake van overmatig vaginaal bloedverlies na de bevalling. Dit wordt ook wel fluxus postpartum genoemd en komt voor bij ongeveer 5% van alle bevallingen (zowel bij vaginale bevallingen als bij keizersneden).
Oorzaken
Er kunnen verschillende oorzaken zijn van ruim bloedverlies (fluxus) na de bevalling. De meest voorkomende oorzaak is dat de baarmoeder niet goed samentrekt nadat de baby is geboren, dit wordt atonie genoemd. De samentrekkingen zijn nodig om de bloedvaten in de wand (die naar de placenta liepen) af te knijpen. Bij atonie worden de bloedvaten niet (goed) afgeknepen en blijven ze bloeden. De kans op atonie van de baarmoeder is groter als je al meerdere kinderen hebt gekregen, zwanger was van een meerling of een erg groot kind, de bevalling erg traag verliep of als je bij een eerdere bevalling deze complicatie ook hebt gehad. Andere oorzaken van fluxus kunnen zijn: verwondingen van het geboortekanaal, achterblijvende placenta(rest) en stollingsafwijkingen bij de moeder.
Behandeling
Om overmatig bloedverlies te voorkomen kunnen een aantal maatregelen worden genomen. Vlak na de geboorte van het kind kan een hormoon (oxytocine) worden gegeven om de baarmoeder nog beter te laten samentrekken. Ook kan het helpen om je baby aan de borst te leggen, hierdoor komt in je lichaam ook het hormoon oxytocine vrij. Het is belangrijk dat je blaas leeg is, een volle blaas kan het samentrekken van de baarmoeder verminderen.
Bij overmatig bloedverlies moet dit zo snel mogelijk gestelpt worden. Als duidelijk is wat de oorzaak is, wordt deze behandeld. Bij een achtergebleven placenta(rest) zal deze op de operatiekamer onder narcose worden verwijderd. Als er verwondingen zijn worden deze gehecht. Als de oorzaak atonie is dan krijg je een infuus met medicijnen die je baarmoeder laten samentrekken. Vaak krijg je ook een katheter om de blaas goed leeg te houden. Blijft het bloeden ondanks de medicatie aanhouden, dan zijn er verschillende mogelijkheden. Hierbij is soms een operatie noodzakelijk.
Oorzaken groeivertraging
Het feit dat jullie in het verleden een baby hebben gekregen met een te laag geboortegewicht voor de duur van de zwangerschap, zegt niets over het gewicht of de lengte van de baby die nu in je buik groeit. Je hebt wel een iets hoger risico dat dit kind ook minder goed groeit maar je kunt zelf niets veranderen aan de groei van je baby in je buik. Tenzij je slechte leefgewoontes hebt zoals roken, het gebruik van alcohol in de zwangerschap of een slecht voedingspatroon. Roken schaadt de gezondheid van jou en je baby. Een bewezen feit is dat roken tijdens de zwangerschap de groei en ontwikkeling van het kindje remt. Het stoppen met roken is voor iedere zwangere belangrijk maar zéker noodzakelijk als bij het kindje groeivertraging is vastgesteld. Het is een fabel dat stoppen met roken schadelijker is (vanwege de stress die het met zich meebrengt) dan doorroken.
Als er een groeivertraging is vastgesteld bestaat er geen tovermiddeltje waardoor de baby ineens beter gaat groeien. Je hoeft niet 'te eten voor twee' maar een gezond voedingspatroon is wel belangrijk. Zorg dat je voldoende voedingsstoffen en vitamines/mineralen binnenkrijgt. Voor tips of adviezen hierover is de site van het Voedingscentrum heel handig: www.voedingscentrum.nl/nl/mijn-kind-en-ik/zwanger/gezond-eten-tijdens-de-zwangerschap. In de bibliotheek van deze app is een speciaal item te vinden over groeivertraging.
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Week 31
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Geboorteplan
Maak voor je bevalling een ‘geboorteplan’ waarin je kort beschrijft wat jij belangrijk vindt bij de bevalling en wat jouw wensen zijn. Door het plan te bespreken met je partner en met je verloskundige of gynaecoloog krijgt het vorm en worden je ideeën en verwachtingen duidelijk. Het geeft duidelijkheid en houvast voor de mensen die betrokken zijn bij jouw bevalling.
In sommige situaties kan er worden afgeweken van het geboorteplan om zo de veilige zorg voor moeder en kind te kunnen waarborgen.
Vragen waar je over na kunt denken en die kunnen helpen bij het schrijven van jouw geboorteplan:
Algemene informatie over jouw zwangerschap
- Zijn er bijzonderheden die men moet weten over jou (angsten, wensen als jij stress hebt, geluid, aanraking, hoe word je rustig etc.)?
- Zijn er bijzonderheden t.a.v. je partner (taal, rol bij bevalling etc.)?
- Begeleiding
- Wie wil je graag bij je hebben tijdens de bevalling? Wanneer wil je dat zij er zijn?
- Zijn er kanttekeningen t.a.v. de zorgverleners die erbij zijn?
Bevallen
- Waar wil je bevallen, thuis of in het ziekenhuis? Heb je wensen over de ruimte waar je bevalt, (verlichting, muziek etc.)?
- Welke houdingen wil je gaan gebruiken bij het opvangen van de weeën en tijdens het persen (lopen, op de baarkruk, onder de douche, in bad)?
- Hoe wil je omgaan met de pijn van de weeën (ademhalingstechniek, ontspanningsoefeningen, medicijnen)?
- Als je medicatie wil gebruiken om de weeën op te vangen, welke soort wil je dan gebruiken? Remifentanil of ruggenprik?
- Zijn er voor jou aandachtspunten bij ingrepen, zoals bewaking van de hartslag, inwendig onderzoek, infuus prikken, inknippen, kunstverlossing en keizersnede? Heb je speciale wensen, zaken waar rekening mee gehouden moet worden bij deze ingrepen?
- Heb je wensen of aandachtspunten voor het geval dat een keizersnede nodig is (t.a.v. aanwezigheid partner op de operatiekamer, kennismaking met je kind etc.)?
- Heb je wensen t.a.v. het verblijf in het ziekenhuis? Heb je wensen als je kind om gezondheidsredenen niet bij je in de buurt kan zijn?
Baby
- Hoe wil je met de baby omgaan als hij/zij net is geboren (lichamelijk contact, navelstreng doorknippen, verzorging)?
- Welke voeding wil je je kind geven?
Een voorbeeld van een geboorteplan vind je op www.deverloskundige.nl
Harde buiken
De zogenaamde ‘harde buiken’ ontstaan doordat de spieren van de baarmoeder zich samentrekken. Dit voelt onprettig, maar doet geen pijn. Harde buiken kunnen al vroeg in de zwangerschap ontstaan. Het verschijnsel is niet schadelijk voor de baby of voor jou.
Tips tegen harde buiken:
- Doe het rustiger aan. Harde buiken kunnen ontstaan omdat je te druk bent;
- Doe de ademhalingsoefeningen die je op zwangerschapscursus hebt geleerd;
- Ga even liggen en houd een warme kruik tegen je buik aan;
- Neem een douche of bad. Hierdoor ontspan je wat meer en dit geeft vaak verlichting.
Waarschuw je verloskundige of gynaecoloog als:
- Je meerdere keren per uur harde buiken hebt (6-7x) en...
- Je nog geen 37 weken zwanger bent, de klachten niet verminderen als je je ontspant (een uurtje gaat liggen met een warme kruik of na een bad of douche) en/of je harde buiken pijn gaan doen.
Doppler
Er zal om de twee weken een groei echo gemaakt worden waarbij de doorbloeding van een aantal bloedvaten wordt gecontroleerd, we noemen dit een flowmeting. De uitslag van de flowmeting van de navelstreng zegt bijvoorbeeld iets over de doorbloeding van de placenta. Soms gaat de baby het bloed herverdelen, de baby laat dan meer bloed gaan naar de belangrijkste organen, zoals de hersenen, het hart en de bijnieren, en het laat minder bloed gaan naar bijvoorbeeld het buikje. Dit is een slimme overlevingsstrategie in de baarmoeder die we kunnen aantonen met de flowmetingen. Als deze afwijkend zijn word je opgenomen in het ziekenhuis, onder andere om dagelijks een CTG te maken om te kijken hoe het met je kindje gaat.
Voorlichtingsavond
Op dit moment worden er geen voorlichtingsavonden meer gegeven.
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Week 32
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Wat moet je in huis hebben?
Er zijn veel producten op de markt die je kunt gebruiken in de kraamtijd maar wat moet je als kraamvrouw nou echt in huis hebben? Hieronder vind je een handige lijst van de artikelen die je nodig hebt. De zorgverzekeraar verstrekt ook een kraampakket als je hiervoor verzekerd bent. Bel hierover met je ziektekostenverzekeraar.
Voor het kraambed:
- 2 digitale thermometers
- 1 pak zigzag watten
- 1 pak steriele gaasjes
- 1 flesje alcohol 70%
- 1 spoelkannetje
- 1 pakje plastic zakjes
- 1 pak kraamverband
- 1 pak maandverband
- 1 pak celstofmatjes
- 2 emmers + vuilniszakken
- desinfecterende zeep (handpomp)
- washandjes
- handdoeken
- latex handschoenen
- 1 bedzeil vanaf 37 weken zwangerschap.
- minimaal 2 sets beddengoed
- bedklossen (hoogte matras minimaal 80 cm hoog).
Voor de baby:
- wiegje of ledikantje (wiegbekleding goed bevestigen en hierbij geen plastic of schuimplastic gebruiken)
- stevig matrasje (niet met plastic overtrekken)
- matrashoeslakentjes
- 2 molton onderleggers
- 2 dekentjes (van katoen)
- 2 boven lakentjes (van katoen)
- 6 rompertjes (3 x maat 56 en 3 x maat 62)
- 6 truitjes (3 x maat 56 en 3 x maat 62)
- 6 broekjes (3 x maat 56 en 3 x maat 62)
- 12 hydrofiele luiers
- 1 pak newborn luiers
- 6 hydrofiele washandjes
- mutsje
- babyzalf (bijvoorbeeld zinkzalf)
- zeepvrije wasgel
- 2 metalen (naadloze) kruiken
- 2 kruikzakken (geen nylon)
- babybadje + standaard
- eventueel een Tummy Tub
- wanneer je gaat voeden met een flesje: 2 flessen, 4 spenen en een flessenrager
- wanner je borstvoeding gaat geven: eventeel 1 voedingscup en/of 1 fles met speen en een flessenrager
- aankleedkussen
- 2 badcapes of omslagdoeken
- spuugdoekjes
Het is aan te bevelen om alle spullen voor de baby te wassen in verband met hygiëne. Gebruik liever geen wasverzachter. Dit vanwege een mogelijk overgevoelig huidje van de baby.
Voor de bevalling thuis:
- 2 dunne kraammatrasjes
- 5 celstofmatjes
- 1 pak kraamverband
- goede verlichting
- vuilniszakken
- 1 rol toiletpapier
Bij ziekenhuisbevalling:
Misschien heb je een ziekenhuisbevalling gepland, maar het zou kunnen dat je ook onverwachts naar het ziekenhuis moet gaan voor de bevalling. Hierbij een handig lijstje voor de eerste dag. Zorg dat je deze spullen vanaf week 37 in een tas klaar hebt staan.
- verzekeringspasje en ID
- ponsplaatje (eventueel)
- kraamdossier
- nachtkleding
- toiletartikelen
- ochtendjas
- slippers of pantoffels
- 2 rompertjes (maat 50/56)
- 2 truitjes (maat 50/56)
- 2 broekjes (maat 50/56)
- 1 jasje voor de baby
- mutsje
- 1 dekentje
- goedgekeurd autostoeltje
- fotocamera
- telefoon + oplader
- wanneer je met de fles gaat voeden: eigen fles en speen
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Week 33
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Bekkenbodem en urineverlies
Het bekken
Het bekken bestaat uit vier botten: twee heupbeenderen en de onderste twee botten van de ruggengraat, het heiligbeen en het stuitbeen of staartbeen. De heupbeenderen bestaan uit drie delen: het darmbeen, het zitbeen en het schaambeen. Aan beide zijden van het staartbeen zijn de bekkenhelften verbonden door strakke banden en peesplaten. Hierin zit weinig beweging. Aan de voorzijde komen deze twee bekkenhelften bij elkaar en worden verbonden door middel van het schaambeen. Ook het schaambeen is een gewricht, bijeen gehouden door strakke banden. Een aantal grote spiergroepen geven steun aan je bekken: dit zijn de lage rugspieren, buikspieren, bekkenbodemspieren en bilspieren.
Functie van het bekken
Het bekken neemt een centrale plaats in bij alle bewegingen die je maakt. Het bekken zorgt voor een goede krachtenoverdracht tussen je benen en romp.
Invloed van zwangerschap op de banden in je bekken
Tijdens de zwangerschap zullen onder invloed van de zwangerschapshormonen de banden verweken. Tijdens de bevalling zal het bekken door de verweking van de banden soepel genoeg worden om de baby goed geboren te laten worden. De baby kan zo beter het bekken passeren tijdens de bevalling. De verweking van het bekken begint al vrij vroeg in de zwangerschap. De natuur begint op tijd met deze voorbereiding!
Urineverlies
Heb je ongewild urineverlies, doe dan bekkenbodemoefeningen om je spieren te trainen. Mocht dit al vroeg in de zwangerschap optreden, dan kun je naar een mensendiecktherapeut of een bekken(bodem)fysiotherapeut gaan. Zij kunnen je helpen met de oefeningen.
Pijnstilling en bevallen
Als je ongeveer 33 weken zwanger bent geeft de verloskundige je tijdens het controlebezoek of in een groepsconsult voorlichting over de mogelijkheden van pijnstilling tijdens de bevalling. Als je kiest voor pijnstilling tijdens de bevalling moet je in het ziekenhuis bevallen.
Hoeveel pijn je voelt tijdens een bevalling verschilt per vrouw en per bevalling. Sommige vrouwen ervaren erg veel pijn, voor anderen valt de pijn mee. Hoe pijnlijk een bevalling zal zijn, is van te voren dan ook niet te zeggen. Wel spelen een aantal factoren een rol, zoals:
- Is het je eerste bevalling?
- Hoe angstig ben je?
- Voel je je veilig in de omgeving waar je bevalt?
Pijnbestrijding
Pijn kan bestreden worden met of zonder medicijnen. Een warm bad, douche of massage kunnen verlichting geven. Ook de manier van ademhalen tijdens de weeën kan de pijn draaglijker maken. Mocht dit niet voldoende zijn of heb je van tevoren al besloten pijnstilling via medicijnen te willen, dan heb je de keuze tussen:
- epidurale analgesie (ruggenprik)
- remifentanil
Epidurale analgesie (ruggenprik)
Bij epidurale analgesie (ruggenprik) krijg je via de ruggenprik een pijnstillend middel toegediend. Dit is niet schadelijk voor de baby. De ruggenprik wordt gegeven door de anesthesioloog op de uitslaapkamer. In ziekenhuis Gelderse Vallei is een ruggenprik altijd mogelijk, dat wil zeggen 24 uur per dag, 7 dagen per week. Wel kan het voorkomen dat de anesthesioloog niet direct beschikbaar is wanneer deze bijvoorbeeld met een spoedgeval bezig is.
Voor een ruggenprik wordt eerst de huid op de rug verdoofd. Daarna wordt een dunne katheter ingebracht in de rug. Via de katheter krijg je gedurende de hele bevalling pijnstilling. Na de bevalling wordt de katheter weer verwijderd.
Er worden voor een ruggenprik enkele voorzorgsmaatregelen genomen. Je krijgt extra vocht toegediend door een infuus om lage bloeddruk te voorkomen. Je bloeddruk en de hartslag van jou en van het kind worden zorgvuldig gecontroleerd met speciale bewakingsapparatuur. Verder wordt een blaaskatheter ingebracht om je blaas leeg te houden. Je hebt namelijk geen gevoel meer in het onderste gedeelte van je lichaam en weet dus ook niet of je blaas vol is. Dit laatste gebeurt nadat de ruggenprik geplaatst is.
Bijwerkingen van de ruggenprik
Een ruggenprik is een veilige manier van pijnstilling. Toch kunnen er bijwerkingen optreden, bijvoorbeeld:
- Minder gevoel in je benen waardoor je tijdens de bevalling niet kunt lopen. Je zult in bed moeten blijven;
- Stijging van de lichaamstemperatuur. Het kan dan lastig zijn om te bepalen of je koorts hebt door een infectie of door de ruggenprik. Ook de baby kan koorts hebben direct na bevalling. De baby zal dan in sommige gevallen extra bewaking nodig hebben en naar de couveuseafdeling gaan;
- Het persen kan langer duren;
- Je kunt jeuk krijgen;
- Een klein aantal vrouwen heeft last van hoofdpijn na de bevalling.
Remifentanil
Remifentanil is een medicijn dat op morfine lijkt en sinds enige tijd wordt gebruikt voor de bestrijding van pijn tijdens de bevalling. Via een infuus wordt het medicijn toegediend. Het grote voordeel van dit medicijn is dat je zelf controle hebt over de pijnbestrijding. Er zit een pompje vast aan het infuus. Dit pompje zorgt ervoor dat je zelf met een druk op de knop de hoeveelheid pijnstilling kunt bepalen. Het is niet mogelijk om een overdosis toe te dienen, het pompje staat zo afgesteld dat dit onmogelijk is.
Voor- en nadelen
Remifentanil werkt snel, al na 1 minuut, en heeft een zeer korte afbraaktijd. Remifentanil werkt minder goed dan een ruggenprik en na 4 uur begint het effect mogelijk minder te worden. Bij de keuze welke methode van pijnstilling het meest effectief zal zijn, wordt hier rekening mee gehouden. Een nadeel van remifentanil is dat iemand zich suf, slaperig of duizelig kan voelen en hierdoor vaker op bed blijft liggen. Een andere bijwerking die kan optreden is een verlaging van het zuurstofgehalte in het bloed, wat snel verholpen kan worden door de ademhaling te bevorderen of extra zuurstof te geven via een kapje op je neus en mond. Soms moet de toediening van remifentanil worden gestopt of wordt de dosering verlaagd.
Nadeel van pijnstilling in het algemeen is dat de weeën vaak minder krachtig worden. Je hebt extra medicijnen nodig om ze weer sterker te maken.
Filmpjes
Filmpjes over pijnstillingsmethoden en bevallen in ziekenhuis Gelderse Vallei vind je op de website van het ziekenhuis;
https://www.geldersevallei.nl/patient/behandelingen/pijnstilling-bij-bevalling
Groeivertraging
Als je kindje in relatie tot de zwangerschapsduur te klein is, spreken we van Intra-Uteriene Groei Restrictie (IUGR). Intra-uterien betekent ‘in de baarmoeder’ en restrictie betekent ‘vertraging’.
Oorzaken
Er kunnen verschillende oorzaken zijn waarom jouw kindje te klein is. Een van de meest voorkomende oorzaken is een verminderde placentafunctie. De groei van het kindje wordt gedeeltelijk bepaald door de aanvoer van zuurstof en voedingstoffen vanuit de placenta (de moederkoek). Doordat de placenta niet goed functioneert, krijgt het kindje minder zuurstof en voedingsstoffen. De functie van de placenta verbetert vaak niet meer tijdens de overige weken van de zwangerschap.
Een andere oorzaak voor groeivertraging is een hoge bloeddruk, ook dan is namelijk de functie van de placenta verminderd. Omgekeerd kan ook een slechte placentafunctie een te hoge bloeddruk in de zwangerschap veroorzaken. We zullen de bloeddruk dan ook regelmatig meten.
Je leeftijd, je voedingspatroon en leefgewoontes (roken, drugs, alcohol) spelen ook een rol bij de groei van je baby. Als je rookt wordt je gevraagd te stoppen.
Behandeling (bij verminderde placentafunctie)
Als op basis van de echo-resultaten wordt vermoed dat je baby te klein is, word je opgenomen in het ziekenhuis. Je komt dan op de zwangeren/kraamafdeling C3 te liggen. Tijdens de opname wordt de gezondheid van de baby in je buik intensief bewaakt. Zo nodig zal de longrijping bij de baby versneld worden door je medicatie te geven. Omdat groeivertraging door een verminderde placentafunctie vaak een geleidelijk proces is, is niet te voorspellen hoe lang je in het ziekenhuis moet blijven, meestal zal dit tot na de bevalling duren.
Onderzoeken
Als door een aantal groeiecho’s is vastgesteld dat je baby echt te klein is krijg je meer controles dan normaal. Er zijn verschillende onderzoeken die dan met regelmaat zullen plaatsvinden.
Echo en flowmeting
Er zal om de twee weken een groeiecho gemaakt worden waarbij de doorbloeding van een aantal bloedvaten wordt gecontroleerd, de zogenaamde flowmeting. De uitslag van de flowmeting zegt iets over de doorbloeding van de placenta. Soms gaat de baby het bloed herverdelen. De baby laat dan meer bloed gaan naar de belangrijkste organen, zoals de hersenen, het hart en de bijnieren, en het laat minder bloed gaan naar bijvoorbeeld het buikje. Dit is een slimme overlevingsstrategie in de baarmoeder.
CTG
De conditie van de baby wordt nauwkeurig in de gaten gehouden door CTG's te maken. Een CTG is een hartfilmpje van de baby. Hieruit valt af te leiden wat op dat moment de conditie van jullie baby is. De afdelingsarts of gynaecoloog spreekt af hoe vaak de verpleegkundige een CTG moet maken. Meestal is dat één keer per dag en bij een afwijkende flowmeting tweemaal per dag.
(Bed)rust
Overmatige activiteit en stress is schadelijk voor de groei van de baby. Wanneer je bent opgenomen moet je in eerste instantie rust houden; wel mag je douchen en naar de WC.
De bevalling
De gynaecoloog beslist samen met jou wanneer je het beste kan bevallen. Dit is op het moment dat de gynaecoloog denkt dat je baby buiten de buik beter af is dan in de buik, de bevalling wordt dan ingeleid. Meer hierover kun je lezen in de bibliotheek bij het hoofdstuk ‘inleiden van de bevalling’. Soms wordt er besloten om direct een keizersnede te doen, dit is afhankelijk van de conditie van de baby.
Na de bevalling
Een kindje dat in groei is achtergebleven en een te laag geboortegewicht heeft voor de zwangerschapsduur, wordt dysmatuur genoemd. Het kindje is mager en de huid is gerimpeld en rood doordat hij geen onderhuids vet heeft. Ook heeft een dysmatuur kindje geen huidsmeer meer. Bovendien lijkt het hoofd bij deze kindjes nog groter in verhouding tot de romp. Kindjes die te klein worden geboren kunnen moeite hebben om zichzelf warm te houden, voldoende voeding binnen te krijgen of hebben soms problemen met de ademhaling.
Opname Neonatologie
Het kan nodig zijn om de baby na de bevalling op te nemen op de afdeling Neonatologie in het ziekenhuis, soms in een couveuse. Dit is een afdeling waar baby’s geobserveerd worden en zo nodig voeding of medicijnen krijgen toegediend. Soms is het nodig de ademhaling van de baby te ondersteunen. Het kan zijn dat je tijdens de zwangerschap al kennis gaat maken met de afdeling Neonatologie.
Borstvoeding
Bij zeer kleine en te vroeg geboren kinderen is het maag-darmkanaal nog niet goed in staat om voedsel op te nemen. Bij deze kinderen heeft borstvoeding de voorkeur omdat dit het makkelijkst te verteren is. Bovendien bevat borstvoeding antistoffen waardoor het kindje weerstand kan opbouwen. Om de borstvoeding op gang te laten komen, kun je gaan kolven. Als het zover is krijg je daar uiteraard meer informatie over.
De bevalling
De bevalling komt nu steeds dichterbij. Tussen de 30e en 36e week geeft de verloskundige of gynaecoloog je uitleg over de bevalling. Je kunt dan ook samen het bevallingsplan bespreken. Wij willen graag van je weten hoe je je hebt voorbereid op de bevalling en wat voor verwachtingen en wensen je hebt. In alle gevallen willen wij je graag goed voorlichten en zullen we, waar mogelijk, angst en onzekerheid wegnemen.
Verloop van de bevalling
Voorbereidingsfase
Soms voel je al in de laatste maanden harde buiken, dan trekt je baarmoeder kort samen. Sommige vrouwen voelen het amper en anderen moeten even rust nemen. De baarmoeder is aan het oefenen voor de bevalling. Tegen het eind van de zwangerschap treden deze harde buiken veel vaker op. Ze bereiden je lichaam voor op de bevalling. Harde buiken komen onregelmatig en voel je meestal bovenin je baarmoeder. Wanneer je rust neemt worden harde buiken meestal minder. Als je al eens eerder bevallen bent kun je ook voorweeën hebben. Voorweeën zorgen er ook voor dat de baarmoeder zich klaarmaakt voor de bevalling. Voorweeën kunnen regelmatig komen en soms ook langer dan een uur aanhouden. Door een warme douche of bad, een lekker warme kruik, rust of rustig lopen worden harde buiken en voorweeën vaak milder en kunnen ze helemaal afzakken.
Weeën
Een wee is een samentrekking van de baarmoeder. De baarmoeder bestaat volledig uit spieren. Dit voelt als een soort kramp die sterker wordt en daarna weer afzakt, als een golfbeweging wordt de kramp sterker en zachter. Tussen de weeën door is er rust in je buik. Naarmate de bevalling vordert worden weeën sterker en ze volgen elkaar sneller op.
Ontsluitingsweeën
De baarmoedermond wordt soepeler en zachter gemaakt door de weeën, dit zorgt er uiteindelijk voor dat er ontsluiting (opening) ontstaat. Bij 10 cm ontsluiting is de baarmoedermond ver genoeg open om te baby geboren te laten worden. Ontsluitingsweeën zijn sterker, duren langer (1-1,5 minuut) en komen vaker (elke 3-5 minuten) dan voorweeën. Veel vrouwen omschrijven het gevoel als een pijnlijke kramp in het hele bekkengebied. Je kunt weeën voelen in je buik, je rug en in je benen. Als de weeën sterker zijn en vaker komen, gaat de ontsluiting sneller. De eerste centimeters van de ontsluiting gaan langzamer dan het laatste stukje ontsluiting. Naarmate de ontsluiting vordert, worden de weeën krachtiger. In de laatste fase van de ontsluiting (8-10 cm) zijn ze het heftigst. Gelukkig ben je er dan bijna! Bij 10 cm heb je volledige ontsluiting en wanneer het hoofdje van de baby ook diep genoeg is ingedaald kan je gaan persen.
Vliezen breken
De vliezen breken meestal pas nadat je al een tijdje weeën hebt gehad. De vliezen en het vruchtwater beschermen de baby en helpen mee om je baarmoedermond open te maken door de druk die ze geven. De vliezen kunnen vanzelf breken door de druk van de weeën, maar kunnen ook door de verloskundige of arts gebroken worden. Dit doet geen pijn. Ook wanneer je vliezen gebroken zijn maak je steeds opnieuw vruchtwater aan, zodat je kindje nooit ‘droog’ ligt. Als je nog geen sterke weeën hebt wanneer je vliezen gebroken zijn mag je niet in bad en wordt het afgeraden om seks te hebben. Dit vanwege de kans op infectie, de baby staat nu immers in open verbinding met de buitenwereld. Je temperatuur wordt na het breken van de vliezen gemeten om een eventuele infectie snel te ontdekken.
Bewaking van baby en moeder tijdens de bevalling
Beval je thuis of poliklinisch met de verloskundige, dan zal de verloskundige regelmatig naar het hartje van de baby luisteren. Tijdens de medische bevalling in het ziekenhuis zal er (continu) een registratie worden gemaakt van de hartslag van je baby en van de frequentie van de weeën. Dit wordt cardiotocografie (CTG) genoemd. Het CTG wordt aangesloten zodra je aan het bevallen bent. Bij een medische bevalling is het soms noodzakelijk om de baby continu te bewaken en is het niet mogelijk om van de bewaking af te gaan. Meestal is dit niet nodig en mag je best even uit bed en naar het toilet of onder de douche. Als er wel continu een registratie van de hartslag van de baby nodig is dan kun je vaak wel naast het bed zitten of staan.
Persweeën
Bij volledige ontsluiting zakt het hoofdje van het kindje naar beneden door de grote opening van de baarmoeder. De ontsluitingsweeën gaan dan over in persweeën. De verloskundige of arts zal dan meestal een inwendig onderzoek doen om zeker te weten of de ontsluiting volledig is. De drang om te persen wordt steeds groter doordat het hoofdje van de baby van binnenuit duwt. Dit is een beginnende persdrang. De persweeën komen vaak langzamer dan de ontsluitingsweeën, ongeveer om de 5 minuten. Door de persweeën ga je automatisch druk geven richting je vagina en anus. De druk voelt alsof je moet poepen. In het begin voel je niet altijd goed waar je naartoe perst. Maar als het hoofdje dieper komt, wordt het duidelijker hoe je zo’n perswee kunt gebruiken om mee te persen. Door wat rechtop te zijn tijdens het persen (bijvoorbeeld op een baarkruk, staand, rechtop zittend of op handen en knieën, kun je vaak beter voelen hoe je goed kunt persen.
De geboorte
Bij je eerste bevalling duurt het vaak even voordat je het hoofdje van de baby kunt zien. Het hoofdje baant zich een weg door het geboortekanaal met hulp van de persweeën en jouw kracht. De verloskundige helpt je hierbij en coacht je. Wanneer je al eens eerder bevallen bent, is de persfase meestal korter omdat het geboortekanaal al soepeler is geworden door je eerdere bevalling(en). Wanneer het hoofdje bijna naar buiten komt, rekt de huid tussen je vagina en anus. Dit kan een brandend, pijnlijk gevoel zijn. Rustig zuchten helpt om de pijn te doorstaan. De verloskundige of arts geeft je instructies voor persen of zuchten/ademen bij het allerlaatste stukje voordat het hoofdje van de baby geboren wordt. Dan begeleidt de verloskundige of arts het lijfje verder naar buiten. Je hoeft dan niet meer hard te persen. De baby wordt snel op jouw buik gelegd. Je kindje is er!
Placenta
Na de geboorte van de baby zal de placenta nog geboren worden. De baarmoeder trekt samen zodat de placenta los komt, en om te voorkomen dat je veel bloed verliest. Soms krijg je een medicijn via een spuit in je been of via je infuus dat ervoor zorgt dat de baarmoeder steviger samentrekt. De verloskundige of arts houdt de navelstreng op spanning om te controleren of de placenta los ligt. Dan kan de placenta geboren worden als je nogmaals goed perst. Meestal komen de placenta en de vliezen in één keer naar buiten. De baarmoeder zal daarna weer stevig samentrekken en voelt als een harde bal onder de navel.
Wat kan je partner voor je doen?
- Er voor je zijn:
Je partner kan veel voor je betekenen door je goed te ondersteunen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor een vriendin, je moeder of iemand anders waarbij je je goed voelt. Belangrijk is dat het iemand is die er voor jou is en die bij je blijft. Iemand die je goed begrijpt en aan je wensen tegemoet wil komen. Maar ook iemand die je kan begeleiden en waarbij jij je zeker voelt. - Alles zo aangenaam en makkelijk mogelijk voor je maken:
Je partner kan zorgen voor een prettige omgeving: lekker warm, rustig, ontspannend muziekje, iets te eten en drinken en zo nodig wat afleiding. Het is ook fijn als hij/zij bijvoorbeeld een warmwaterzak vult, de douche voor je aanzet, krukjes klaar zet voor als je een andere houding wilt uitproberen en zorgt dat het bad vol is en op een aangename temperatuur als je daarin wilt. - Je helpen bij het opvangen van de weeën:
Je partner ziet vaak wel wanneer je het moeilijk vindt om de weeën op te vangen. Hij/zij kan je dan helpen om een andere houding te zoeken. Je kunt bijvoorbeeld een tijdje in bed liggen en later weer onder de douche gaan zitten. Het belangrijkste is dat je partner positief blijft, je aanmoedigt en als het nodig is je hand vasthoudt. Het kan prettig zijn als hij/zij met je mee ademt in hetzelfde ritme. - Rekening houden met jouw wensen.
Misschien merk je tijdens de bevalling pas dat je eigenlijk liever even niemand om je heen wilt hebben. Of dat het stil moet zijn. Dat is heel normaal, zit er dus niet mee. Als het stil is om je heen kun je je beter concentreren en dat heb je nodig om de weeën de baas te blijven. Geef dus goed aan wat je wilt en wat je partner voor je kan doen.
Belinstructies
Wanneer bel je je verloskundige of gynaecoloog?
Als de weeën beginnen: bij de bevalling van een eerste kind bel je bij weeën die een uur lang om de 3-4 minuten komen en 60 seconden aanhouden. Bij de bevalling van een tweede of volgend kind bel je als je een uur lang weeën om de 5 minuten hebt, die 60 seconden aanhouden, tenzij dit anders met je is afgesproken.
Bij vruchtwater verlies: als je vruchtwater verliest, mag je bellen. Bij groen of bruin vruchtwater of een niet ingedaald kindje moet je bellen.
Bij bloedverlies: bij ruim, helderrood bloedverlies (binnen 30 minuten een maandverband vol) moet je bellen. Een klein beetje bloedverlies met slijm is normaal, dat kan de slijmprop zijn.
Bij ongerustheid: vanzelfsprekend mag je bellen als je onzeker bent of ongerust.
Als je nog geen 37 weken zwanger bent en je vliezen breken of de weeën beginnen moet je altijd bellen!
Hoe weet je dat de bevalling begonnen is?
9 van de 10 bevallingen beginnen met weeën. Weeën beginnen meestal kort, onregelmatig en niet zo pijnlijk. Langzamerhand worden de weeën daarna sterker en regelmatiger. Wanneer je weeën pijnlijk zijn en gedurende één à anderhalf uur elke 3-5 minuten komen is het tijd om je verloskundige of naar de verloskamers in het ziekenhuis te bellen. In de meeste gevallen is de bevalling dan op gang gekomen. Ook dit verschilt per vrouw maar we kunnen dit als richtlijn aanhouden. Het kan zijn dat de weeën direct al veel sneller en heftiger komen dan één keer per vijf minuten.
Wanneer de verloskundige bij je is (thuis of in het ziekenhuis) let ze op je weeën, ze controleert de conditie van de baby en voelt naar de baarmoedermond met een inwendig onderzoek. Heel vroeg in de bevalling is het soms onduidelijk of de bevalling al echt begonnen is. De tijd zal het uitwijzen!
Ook kan het zijn dat als eerste signaal de vliezen breken zonder dat er weeën zijn. Dit is het geval bij 1 op de 10 bevallingen. Wanneer je vliezen breken hoeft dit niet te betekenen dat de bevalling al begonnen is. Vaak volgen de weeën dan vanzelf na een aantal uren, in de meeste gevallen binnen 24 uur na het breken van de vliezen. Bij gebroken vliezen kun je beter niet meer in bad gaan, geen tampons gebruiken en geen geslachtsgemeenschap meer hebben in verband met infectiegevaar.
Aandachtspunten als je vliezen breken
Je bent onder behandeling van de verloskundige:
- Als het vruchtwater groen of bruin is, moet je direct bellen, ongeacht het tijdstip.
- Als de baby niet is ingedaald moet je gaan liggen en direct bellen. Als de baby niet is ingedaald hebben we dat op het spreekuur dan al aangegeven.
Is het vruchtwater helder of roze van kleur, is het nacht, de baby ingedaald en je hebt geen weeën, dan mag je wachten met bellen tot 9 uur in de ochtend. Probeer wat vruchtwater op te vangen, of bewaar ondergoed of een maandverband waar het vruchtwater in zit. Als je ook weeën krijgt om de 3 tot 5 minuten, dan moet je wel bellen.
Je bent onder behandeling van de gynaecoloog:
- Neem altijd contact op met de verloskamers, in de meeste gevallen vragen ze je om naar het ziekenhuis te komen. In het ziekenhuis zal dan uitleg worden gegeven over de verdere gang van zaken indien de weeën niet spontaan op gang komen.
Als je meer wilt lezen over de bevalling: http://deverloskundige.nl/bevalling
Houdingen tijdens de weeën
Om je weeën op te vangen is het fijn om verschillende houdingen aan te nemen.
- Bed: als de weeën nog niet zo krachtig zijn kun je tussendoor nog even proberen te slapen of uit te rusten. Ga dan op je linkerzij liggen met een kussen tussen je knieën;
- Water: wordt het wat heftiger dan kun je gaan douchen of in bad gaan, door het warme water raak je meer ontspannen. Soms ervaar je dan dat de weeën minder krachtig zijn, maar meestal is dat niet zo;
- Rondlopen: en wiegen met je heupen of hangend over aanrecht of tafel;
- Zittend: en dan voorover hangen op het voeteinde of op de leuning van een stoel;
- Zittend op een bal.
Als je klinisch bevalt (medische indicatie) wordt meestal een CTG aangesloten, banden om je buik die de hartslag van de baby en de weeën registreren. Ook dan kan je de verschillende houdingen aan nemen, in bad of onder de douche is dan meestal niet mogelijk.
Houdingen tijdens het persen, uitdrijvingsfase
Net als bij de ontsluiting kan je tijdens het persen ook van houding wisselen. Je kan dit zelf aangeven maar ook de verloskundige of arts kan je een andere houding adviseren.
- Bed: heb je tijdens het laatste stuk van de ontsluiting in bed gelegen, dan ga je vaak ook in bed persen. Dit is nooit helemaal plat op de rug maar half zittend. Je kan dan je benen optrekken, maar ook in bed laten staan. Ook kun je op je zij liggen, dan komt er minder druk op je stuitje;
- Bad: je kan ook in bad bevallen, dit mag niet in een bad zoals thuis maar in een speciaal bevalbad. In het ziekenhuis is dit aanwezig, je moet dan alleen een set kopen met een hoes en slangen e.d.. Voor thuis kan je dit bestellen bij www.oerbron.nl;
- Baarkruk;
- Zittend persen en gebruik maken van de zwaartekracht. Je partner zit dan achter je;
- All Fours: dit wil zeggen op handen en knieën;
- Staand persen: hierbij maak je ook meer gebruik van de zwaartekracht.
Veel is mogelijk maar soms kan een houding niet wenselijk zijn. Je verloskundige of arts kan je uitleggen waarom niet.
Meer informatie over MRSA en zwangerschap vindt u op de website van het RIVM.
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Week 34
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Overname zorg door ziekenhuis
Vanaf 34-36 weken zwangerschap zal de gynaecoloog de zorg overnemen. Je hebt een gesprek over de wijze van bevallen en er wordt een plan gemaakt voor de bevalling. De controles worden op reguliere wijze voortgezet.
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Week 35
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Ontspannen
Het is belangrijk om te ontspannen in de zwangerschap zodat je uitgerust en ontspannen aan je bevalling begint.
Tips die je kunnen helpen om te ontspannen en goed te slapen:
- ga op tijd naar bed en kijk geen tv vlak voordat je gaat slapen;
- neem een warm bad of een warme douche (niet te heet) voordat je gaat slapen;
- vraag je partner je te masseren;
- lees een boek of een tijdschrift;
- doe een middagdutje;
- zorg dat je voor week 37 de dingen die je moet regelen geregeld hebt, zoals de babyuitzet, het verhogen van je bed etc. Dit geeft rust in je hoofd;
- maak een wandeling voor je gaat slapen;
- geniet van je zwangerschapsverlof, neem rust en doe leuke dingen; ga uiteten, naar de bioscoop etc
Hoe bereid jij je voor op de bevalling?
Als je tussen de 30e en 36e week van de zwangerschap voor een controle komt, geeft de verloskundige je uitleg over de bevalling. Ook kun je dan jouw bevallingsplan bespreken. De verloskundige wil graag van je weten hoe je je hebt voorbereid op de bevalling en wat voor verwachtingen en wensen je hebt. Het kan zijn dat je vragen hebt. In alle gevallen wil de verloskundige je graag goed voorlichten en, waar mogelijk, angst en onzekerheid wegnemen.
Hoe weet je dat de bevalling begonnen is?
Als harde buiken pijnlijk worden en een uur lang iedere vijf minuten komen, is de bevalling in de meeste gevallen op gang gekomen. Dit verschilt per vrouw maar we kunnen dit als richtlijn aanhouden. Het kan zijn dat de weeën direct al veel sneller en heftiger komen dan één keer per vijf minuten. Je belt met je verloskundige of naar de verloskamers en hij/zij zal aangeven wat te doen. Ook kan het zijn dat als eerste signaal de vliezen breken zonder dat er weeën zijn. Dit hoeft niet te betekenen dat de bevalling dan al begonnen is. Vaak volgen de weeën dan vanzelf na een aantal uren maar dit is niet altijd het geval.
Verloop van de bevalling
Wat zijn weeën?
Weeën zijn samentrekkingen van de baarmoeder. De weeën komen in twee fasen: ontsluitingsweeën en uitdrijvingsweeën.
Ontsluitingsfase
Tijdens de ontsluitingsfase worden de baarmoedermond en het onderste deel van de baarmoeder opgerekt. Hierdoor opent de baarmoedermond zich en kan het hoofd van de baby indalen. Dit veroorzaakt pijn, vooral in de buik maar soms ook in de rug, in de benen, in de vagina en rond de anus.
Hoe lang de ontsluitingsfase duurt is afhankelijk van verschillende factoren, zoals:
- Is het je eerste kindje of ben je al eerder bevallen?
- Hoe is de ligging van de baby?
- Hoe groot is de baby?
- Hoe is je eigen lichamelijke conditie?
Globaal kunnen we zeggen dat de ontsluiting vordert met ongeveer 1 cm in één tot anderhalf uur als je je eerste kind krijgt. Bij een volgende bevalling zal de ontsluiting doorgaans sneller gaan.
Uitdrijvingsfase
De uitdrijvingsfase begint als er volledige ontsluiting is, dat wil zeggen 10 centimeter. In deze fase mag je, als de verloskundige of gynaecoloog dit aangeeft, tijdens de weeën meepersen. Door het dieper komen van het hoofd van de baby wordt het geboortekanaal uitgerekt, ook dit gaat gepaard met pijn. De pijn is vaak scherper en zit meer op één plek dan bij de ontsluitingsweeën. Als je je eerste kind krijgt, zal het persen ongeveer een uur duren. Bij een volgende bevalling gaat de uitdrijving sneller en duurt vaak minder dan 30 minuten, soms zelfs maar 5 minuten.
Als de baby in goede conditie geboren is, wordt hij/zij direct na de geboorte bij je op de buik gelegd. De partner mag de navelstreng doorknippen als jullie dat willen. De baby blijft het eerste uur na de bevalling op jouw buik om zo de binding te versterken. En mocht je borstvoeding willen gaan geven, dan zal de baby aangelegd worden.
De nageboorte
Als de baby geboren is krijg je zo nodig een injectie in je bovenbeen met oxytocine. Dit is een hormoon dat de samentrekking van de baarmoeder versnelt, waardoor de placenta sneller loslaat. Hierdoor wordt het bloedverlies zoveel mogelijk beperkt. Meestal is een placenta 30 minuten na de geboorte van de baby ook geboren. Als je dat wilt, laten we de placenta aan je zien.
Aandachtspunten als je vliezen breken
Bij gebroken vliezen kun je beter niet meer in bad gaan, geen tampons gebruiken en geen geslachtsgemeenschap meer hebben in verband met infectiegevaar.
Je bent onder behandeling van de verloskundige:
- Als het vruchtwater groen of bruin is moet je direct bellen, ongeacht het tijdstip;
- Als de baby niet is ingedaald moet je gaan liggen en direct bellen. Als de baby niet is ingedaald hebben we dat op het spreekuur dan al aangegeven.
- Is het vruchtwater helder of roze van kleur, is het nacht, is de baby is ingedaald en heb je geen weeën dan mag je wachten met bellen tot 9 uur ’s ochtends. Probeer wat vruchtwater op te vangen, of bewaar ondergoed of een maandverband waar het vruchtwater in zit. Als je ook weeën krijgt om de 3 tot 5 minuten, dan moet je wel bellen.
Je bent onder behandeling van de gynaecoloog:
Neem altijd contact op met de verloskamers, in de meeste gevallen wordt je gevraagd om naar het ziekenhuis te komen. In het ziekenhuis zal dan uitleg worden gegeven over de verdere gang van zaken indien de weeën niet spontaan op gang komen.
Houding tijdens de bevalling
Jij bepaalt in welke houding je je kindje op de wereld wilt zetten. Het is jouw bevalling. Als je je bevalhouding(en) zelf kiest heb je meer controle. Dat voelt goed. Veel vrouwen kijken dan achteraf met een beter gevoel op hun bevalling terug. Soms is het nodig voor jou of de baby om toch een andere houding aan te nemen. De verloskundige of gynaecoloog zal hierbij helpen. Een bevalling in bad is bij een klinische bevalling niet mogelijk. Als je onder begeleiding van je eerstelijns verloskundige in het ziekenhuis bevalt kan dit meestal wel.
Bewaking van baby en moeder tijdens de bevalling
Beval je thuis dan zal de verloskundige regelmatig naar het hartje van de baby luisteren.
Tijdens de medische bevalling in het ziekenhuis zal er (continu) een registratie worden gemaakt van de hartslag van je baby en van de frequentie van de weeën. Dit wordt cardiotocografie (CTG) genoemd. Het CTG wordt zodra je aan het bevallen bent aangesloten. Bij een medische bevalling is het soms noodzakelijk om de baby continu te bewaken en is het niet mogelijk om van de bewaking af te gaan. Meestal is dit niet nodig en mag je best even uit bed en naar het toilet of onder de douche. Als er wel continu een registratie van de hartslag van de baby nodig is dan kun je vaak wel naast het bed zitten of staan.
Wat kan je partner voor je doen?
- Er voor je zijn:
Je partner kan veel voor je betekenen door je goed te ondersteunen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor een vriendin, je moeder of iemand anders waarbij je je goed voelt. Belangrijk is dat het iemand is die er voor jou is en die bij je blijft. Iemand die je goed begrijpt en aan je wensen tegemoet wil komen. Maar ook iemand die je kan begeleiden en waarbij jij je zeker voelt. - Alles zo aangenaam en makkelijk mogelijk voor je maken:
Je partner kan zorgen voor een prettige omgeving: lekker warm, rustig, ontspannend muziekje, iets te eten en drinken en zo nodig wat afleiding. Het is ook fijn als hij/zij bijvoorbeeld een warmwaterzak vult, de douche voor je aanzet, krukjes klaar zet voor als je een andere houding wilt uitproberen en zorgt dat het bad vol is en op een aangename temperatuur als je daarin wilt. - Je helpen bij het opvangen van de weeën:
Je partner ziet vaak wel wanneer je het moeilijk vindt om de weeën op te vangen. Hij/zij kan je dan helpen om een andere houding te zoeken. Je kunt bijvoorbeeld een tijdje in bed liggen en later weer onder de douche gaan zitten. Het belangrijkste is dat je partner positief blijft, je aanmoedigt en als het nodig is je hand vasthoudt. Het kan prettig zijn als hij met je mee ademt in hetzelfde ritme. - Rekening houden met jouw wensen.
Misschien merk je tijdens de bevalling pas dat je eigenlijk liever even niemand om je heen wilt hebben. Of dat het stil moet zijn. Dat is heel normaal, zit er dus niet mee. Als het stil is om je heen kun je je beter concentreren en dat heb je nodig om de weeën de baas te blijven. Geef dus goed aan wat je wilt en wat je partner voor je kan doen.
Zwangerschap en groep-B-streptokokken
Het kan zijn dat je met jouw verloskundige of gynaecoloog hebt gesproken over groep-B-streptokokken (afgekort GBS) tijdens de zwangerschap en bevalling. In deze folder lees je meer over GBS, hoe de infectie is te herkennen en welke risicofactoren en behandelmogelijkheden er zijn.
Meer informatie
Neem onderstaande beslisboom door:
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Week 36
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Bevalling inleiden
Als de bevalling kunstmatig op gang gebracht wordt noemt men dit het inleiden van de bevalling. Het inleiden van de bevalling gebeurt als wordt ingeschat dat het voor de gezondheid van de baby en/of de moeder beter is. Het wordt alleen gedaan als de gynaecoloog inschat dat het kind een normale bevalling goed kan doorstaan.
Veel voorkomende redenen om de bevalling in te leiden zijn:
- hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap;
- groeivertraging van de baby;
- langdurig gebroken vliezen;
- meer dan 42 weken zwanger
Hoe verloopt een inleiding van de bevalling
Voor het inleiden van de bevalling wordt altijd een afspraak gemaakt. Op de afgesproken dag en tijd meld je je voor de verloskamers op afdeling C3.
Op de verloskamers wordt een CTG (cardiotocogram, hartritmeregistratie van de baby en registratie van eventuele weeën) gemaakt. Dan volgt een inwendig onderzoek om de baarmoedermond te beoordelen. De manier van inleiden wordt afhankelijk hiervan en in overleg met de gynaecoloog gekozen. Als de inleiding aanslaat en de bevalling op gang komt, is het verloop als bij een normale bevalling. Als de inleiding niet aanslaat blijf je in veel gevallen op de verpleegafdeling C3. Als ook ‘s nachts de bevalling niet op gang komt, wordt de volgende ochtend besproken hoe de verdere behandeling er uitziet. Dit is afhankelijk van meerdere factoren.
Rijpen van de baarmoedermond
Een inleiding kan alleen een bevalling op gang brengen als de baarmoedermond rijp is. Een onrijpe baarmoedermond is stug, gesloten en lang. Als de baarmoedermond rijp is, is deze zacht, iets open en kort. Bij een rijpe baarmoedermond met ontsluiting kunnen de vliezen worden gebroken. Daarna worden de weeën op gang gebracht met behulp van een weeën stimulerend middel (oxytocine) dat met een infuus wordt ingebracht. Zo kan verdere ontsluiting van de baarmoedermond ontstaan. De bevalling is dan begonnen.
Als de baarmoedermond niet rijp is moet dit eerst tot stand worden gebracht. Dit wordt 'het rijpen van de baarmoedermond' genoemd. Dit kan op verschillende manieren, zoals met behulp van prostaglandinen (hormonen). Prostaglandinen kunnen in capsules worden ingenomen of in de baarmoederhals worden ingebracht. Een andere mogelijkheid is met behulp van een ballonkatheter. Op welke manier het rijpen van de baarmoedermond gedaan wordt is afhankelijk van verschillende factoren. Belangrijk is te realiseren dat om de baarmoedermond te rijpen vaak meerdere dagen nodig zijn.
Ligging van de baby
Ligt mijn baby wel goed, met het hoofdje naar beneden? Kan de baby nog draaien voor de bevalling? Veel zwangeren maken zich hier zorgen om.
Natuurlijk is de ligging van de baby belangrijk, maar pas vanaf 34 tot 36 weken. Tot die tijd draaien baby’s nog zelfstandig in de baarmoeder en verandert de ligging regelmatig. Bij 36 weken zwangerschapsduur ligt 98% van de baby's met het hoofd naar beneden. In geval van twijfel zal er altijd een echo gemaakt worden om naar de ligging van het kindje te kijken.
Versie
Vanaf 36 weken zwangerschap kan geprobeerd worden om de baby te draaien als deze niet met het hoofdje naar beneden ligt. Dit heet een (uitwendige) versie. Je verloskundige of kan je informeren over de voor- en nadelen hiervan. Het voordeel van het draaien van de baby is dat je dan op de gewone manier kunt bevallen. Een nadeel van het draaien van de baby is dat het tijdelijk een onprettig of pijnlijk gevoel kan geven. Daarnaast komt in heel zeldzame gevallen een complicatie voor, waardoor de bevalling direct moet plaatsvinden, meestal dan door een keizersnede. Het is niet verstandig om de baby voor 36 weken zwangerschapsduur te draaien omdat de baby dan nog makkelijk terug kan draaien. Een versie kan plaatsvinden in de verloskundigenpraktijk of in het ziekenhuis.
Bij een versie wordt geprobeerd de baby te laten koppeltje duikelen door van buitenaf op de buik te drukken. Met één hand wordt de stuit van de baby gepakt, net boven je schaambeen, met de andere hand duwt de verloskundige of gynaecoloog het hoofdje voorover naar beneden. Als dit lukt, draait de baby met het hoofd naar beneden. Het draaien van de baby is voor jezelf geen prettig gevoel maar dit is snel weer over. Na het draaien wordt weer een CTG gemaakt. Het draaien van een kind in stuitligging lukt in gemiddeld 40-50% van de gevallen.
In het ziekenhuis wordt de baby gedraaid door de gynaecoloog, een gynaecoloog in opleiding of door de klinisch verloskundige. Dit gebeurt op de verloskamers. Je krijgt medicatie toegediend via een infuus om de baarmoeder te laten ontspannen. Voor en na de versie wordt een CTG (hartfilmpje van de baby) gemaakt. De gynaecoloog zal je hierover informeren tijdens het consult dat aan de versie vooraf gaat.
Extra HB-controle
Als je bloedarmoede hebt, heb je een ‘te laag Hb’ en vervoert je bloed niet genoeg zuurstof naar de organen en weefsels. Om de zuurstof te vervoeren naar de cellen in je lichaam zit er hemoglobine in de rode bloedcellen. De hoeveelheid hemoglobine kunnen we meten in het bloed als het Hb-gehalte.
Tijdens de zwangerschap is het Hb-gehalte altijd wat lager omdat je bloed als het ware verdund is (meer bloedplasma dan rode bloedcellen).
In het begin van de zwangerschap wordt je Hb-gehalte bepaald. Rond de 30e week is je Hb-gehalte het laagst, daarom word je rond die zwangerschapsweek nogmaals gecontroleerd.
Als bekend is dat je tijdens de bevalling meer bloedverlies zou kunnen hebben dan normaal, wordt er een extra Hb controle verricht bij 36 weken zwangerschapsduur. Mogelijke redenen hiervoor zijn;
- veel bloedverlies bij een eerdere bevalling (fluxus);
- een veel te laag Hb bij 30 weken zwangerschapsduur;
- een stoornis in de bloedstolling.
Zwangerschap en groep-B-streptokokken
Het kan zijn dat je met jouw verloskundige of gynaecoloog hebt gesproken over groep-B-streptokokken (afgekort GBS) tijdens de zwangerschap en bevalling. In deze folder lees je meer over GBS, hoe de infectie is te herkennen en welke risicofactoren en behandelmogelijkheden er zijn.
Meer informatie
Neem onderstaande beslisboom door:
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Week 37
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Belinstructies
Wanneer bel je je verloskundige of gynaecoloog?
Als de weeën beginnen: bij de bevalling van een eerste kind bel je bij weeën die een uur lang om de 3-4 minuten komen en 60 seconden aanhouden. Bij de bevalling van een tweede of volgend kind bel je als je één uur lang weeën om de 5 minuten hebt die een minuut aanhouden, tenzij dit anders met je is afsproken.
Bij vruchtwater verlies: als je vruchtwater verliest, mag je bellen. Bij groen of bruin vruchtwater of een niet ingedaald kindje moet je bellen.
Bij bloedverlies: bij ruim, helderrood bloedverlies (binnen 30 minuten een maandverband vol) moet je bellen. Een klein beetje bloedverlies met slijm is normaal, dat kan de slijmprop zijn.
Bij ongerustheid: vanzelfsprekend mag je bellen als je onzeker bent of ongerust
Als je nog geen 37 weken zwanger bent en je vliezen breken of weeën beginnen moet je altijd bellen!
De bevalling
De bevalling komt nu steeds dichterbij. Rond 30e tot 36e week heeft de verloskundige of gynaecoloog je uitleg gegeven over de bevalling. Je hebt dan ook samen het bevallingsplan besproken. De verloskundige of gynaecoloog wil graag van je weten hoe je je hebt voorbereid op de bevalling en wat voor verwachtingen en wensen je hebt. In alle gevallen willen zij je graag goed voorlichten en zullen ze, waar mogelijk, angst en onzekerheid wegnemen.
Verloop van de bevalling
Voorbereidingsfase
Soms voel je al in de laatste maanden harde buiken, dan trekt je baarmoeder kort samen. Sommige vrouwen voelen het amper en anderen moeten even rust nemen. De baarmoeder is aan het oefenen voor de bevalling. Tegen het eind van de zwangerschap treden deze harde buiken veel vaker op. Ze bereiden je lichaam voor op de bevalling. Harde buiken komen onregelmatig en voel je meestal bovenin je baarmoeder. Wanneer je rust neemt worden harde buiken meestal minder. Als je al eens eerder bevallen bent kun je ook voorweeën hebben. Voorweeën zorgen er ook voor dat de baarmoeder zich klaarmaakt voor de bevalling. Voorweeën kunnen regelmatig komen en soms ook langer dan een uur aanhouden. Door een warme douche of bad, een lekker warme kruik, rust of rustig lopen worden harde buiken en voorweeën vaak milder en kunnen ze helemaal afzakken.
Weeën
Een wee is een samentrekking van de baarmoeder. De baarmoeder bestaat volledig uit spieren. Een wee voelt als een soort kramp die sterker wordt en daarna weer afzakt, als een golfbeweging. Tussen de weeën door is er rust in je buik. Naarmate de bevalling vordert worden weeën sterker en ze volgen elkaar sneller op.
Ontsluitingsweeën
De baarmoedermond wordt soepeler en zachter gemaakt door de weeën, dit zorgt er uiteindelijk voor dat er ontsluiting (opening) ontstaat. Bij 10 cm ontsluiting is de baarmoedermond ver genoeg open om te baby geboren te laten worden. Ontsluitingsweeën zijn sterker, duren langer (1-1,5 minuut) en komen vaker (elke 3-5 minuten) dan voorweeën. Veel vrouwen omschrijven het gevoel als een pijnlijke kramp in het hele bekkengebied. Je kunt weeën voelen in je buik, je rug en in je benen. Als de weeën sterker zijn en vaker komen, gaat de ontsluiting sneller. De eerste centimeters van de ontsluiting gaan langzamer dan het laatste stukje ontsluiting. Naarmate de ontsluiting vordert, worden de weeën krachtiger. In de laatste fase van de ontsluiting (8-10 cm) zijn ze het heftigst. Gelukkig ben je er dan bijna! Bij 10 cm heb je volledige ontsluiting en wanneer het hoofdje van de baby ook diep genoeg is ingedaald kun je gaan persen.
Vliezen breken
De vliezen breken meestal pas nadat je al een tijdje weeën hebt gehad. De vliezen en het vruchtwater beschermen de baby en helpen mee om je baarmoedermond open te maken door de druk die ze geven. De vliezen kunnen vanzelf breken door de druk van de weeën, maar kunnen ook door de verloskundige of arts gebroken worden. Dit doet geen pijn. Ook wanneer je vliezen gebroken zijn maak je steeds opnieuw vruchtwater aan, zodat je kindje nooit ‘droog’ ligt. Als je nog geen sterke weeën hebt wanneer je vliezen gebroken zijn mag je niet in bad en wordt het afgeraden om seks te hebben. Dit vanwege de kans op infectie, de baby staat nu immers in open verbinding met de buitenwereld. Je temperatuur wordt na het breken van de vliezen gemeten om een eventuele infectie snel te ontdekken.
Bewaking van baby en moeder tijdens de bevalling
Beval je thuis of poliklinisch met je verloskundige, dan zal de verloskundige regelmatig naar het hartje van de baby luisteren. Tijdens een medische bevalling in het ziekenhuis zal er (continu) een registratie worden gemaakt van de hartslag van je baby en van de frequentie van de weeën. Dit wordt cardiotocografie (CTG) genoemd. Het CTG wordt aangesloten zodra je aan het bevallen bent. Bij een medische bevalling is het soms noodzakelijk om de baby continu te bewaken en is het niet mogelijk om van de bewaking af te gaan. Meestal is dit niet nodig en mag je best even uit bed en naar het toilet of onder de douche. Als er wel continu een registratie van de hartslag van de baby nodig is dan kun je vaak wel naast het bed zitten of staan.
Persweeën
Bij volledige ontsluiting zakt het hoofdje van het kindje naar beneden door de grote opening van de baarmoeder. De ontsluitingsweeën gaan dan over in persweeën. De verloskundige of arts zal dan meestal een inwendig onderzoek doen om zeker te weten of de ontsluiting volledig is. De drang om te persen wordt steeds groter doordat het hoofdje van de baby van binnenuit duwt. Dit is een beginnende persdrang. De persweeën komen vaak langzamer dan de ontsluitingsweeën, ongeveer om de 5 minuten. Door de persweeën ga je automatisch druk geven richting je vagina en anus. De druk voelt alsof je moet poepen. In het begin voel je niet altijd goed waar je naartoe perst. Maar als het hoofdje dieper komt, wordt het duidelijker hoe je zo’n perswee kunt gebruiken om mee te persen. Door wat rechtop te zijn tijdens het persen (bijvoorbeeld op een baarkruk, staand, rechtop zittend of op handen en knieën) kun je vaak beter voelen hoe je goed kunt persen.
De geboorte
Bij je eerste bevalling duurt het vaak even voordat je het hoofdje van de baby kunt zien. Het hoofdje baant zich een weg door het geboortekanaal met hulp van de persweeën en jouw kracht. De verloskundige helpt je hierbij en coacht je. Wanneer je al eens eerder bevallen bent, is de persfase meestal korter omdat het geboortekanaal al soepeler is geworden door je eerdere bevalling(en). Wanneer het hoofdje bijna naar buiten komt, rekt de huid tussen je vagina en anus. Dit kan een brandend, pijnlijk gevoel zijn. Rustig zuchten helpt om de pijn te doorstaan. De verloskundige of arts geeft je instructies voor persen of zuchten/ademen bij het allerlaatste stukje voordat het hoofdje van de baby geboren wordt. Dan begeleidt de verloskundige of arts het lijfje verder naar buiten. Je hoeft dan niet meer hard te persen. De baby wordt snel op jouw buik gelegd. Je kindje is er!
Placenta
Na de geboorte van de baby zal de placenta nog geboren worden. De baarmoeder trekt samen zodat de placenta los komt, en om te voorkomen dat je veel bloed verliest. Soms krijg je een medicijn via een spuit in je been of via je infuus dat ervoor zorgt dat de baarmoeder steviger samentrekt. De verloskundige of arts houdt de navelstreng op spanning om te controleren of de placenta los ligt. Dan kan de placenta geboren worden als je nogmaals goed perst. Meestal komen de placenta en de vliezen in één keer naar buiten. De baarmoeder zal daarna weer stevig samentrekken en voelt als een harde bal onder de navel.
Wat kan je partner voor je doen?
- Er voor je zijn:
Je partner kan veel voor je betekenen door je goed te ondersteunen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor een vriendin, je moeder of iemand anders waarbij je je goed voelt. Belangrijk is dat het iemand is die er voor jou is en die bij je blijft. Iemand die je goed begrijpt en aan je wensen tegemoet wil komen. Maar ook iemand die je kan begeleiden en waarbij jij je zeker voelt. - Alles zo aangenaam en makkelijk mogelijk voor je maken:
Je partner kan zorgen voor een prettige omgeving: lekker warm, rustig, ontspannend muziekje, iets te eten en drinken en zo nodig wat afleiding. Het is ook fijn als hij/zij bijvoorbeeld een warmwaterzak vult, de douche voor je aanzet, krukjes klaar zet voor als je een andere houding wilt uitproberen en zorgt dat het bad vol is en op een aangename temperatuur als je daarin wilt. - Je helpen bij het opvangen van de weeën:
Je partner ziet vaak wel wanneer je het moeilijk vindt om de weeën op te vangen. Hij/zij kan je dan helpen om een andere houding te zoeken. Je kunt bijvoorbeeld een tijdje in bed liggen en later weer onder de douche gaan zitten. Het belangrijkste is dat je partner positief blijft, je aanmoedigt en als het nodig is je hand vasthoudt. Het kan prettig zijn als hij/zij met je mee ademt in hetzelfde ritme. - Rekening houden met jouw wensen.
Misschien merk je tijdens de bevalling pas dat je eigenlijk liever even niemand om je heen wilt hebben. Of dat het stil moet zijn. Dat is heel normaal, zit er dus niet mee. Als het stil is om je heen kun je je beter concentreren en dat heb je nodig om de weeën de baas te blijven. Geef dus goed aan wat je wilt en wat je partner voor je kan doen.
Roze wolk of Hollandse luchten?
De zwangerschap is een periode van grote lichamelijke en emotionele veranderingen. Elke vrouw ervaart deze anders. Sommige vrouwen voelen zich negen maanden lang beter dan ooit, anderen ervaren beperkingen.
De mogelijke zwangerschapsklachten verschillen bij iedere vrouw en bij elke zwangerschap. De ene vrouw kan haar werk voortzetten tot vier of zes weken voor de uitgerekende datum, de andere vrouw zal al eerder haar werkzaamheden moeten aanpassen.
Ook in emotioneel opzicht verandert er veel. Voor de meeste vrouwen en hun partners is een zwangerschap een blijde gebeurtenis. Soms zijn er ook zorgen over bijvoorbeeld de relatie, werk, geld of het verloop van de zwangerschap. Je kunt dit te allen tijde bespreken met je verloskundige en/of gynaecoloog.
Keizersnede
Als er een indicatie is om met een keizersnede te bevallen, dan streven we er in ziekenhuis Gelderse vallei naar om dat zo natuurlijk mogelijk te laten verlopen. Als de situatie het toelaat zie je het kindje geboren worden. Daarna wordt de baby zo snel mogelijk bij je op de blote borst gelegd. Soms lukt het dan zelfs al om de eerste borstvoeding te geven.
In dit filmpje kun je zien hoe de natuurlijke keizersnede verloopt;
https://www.geldersevallei.nl/patient/behandelingen/keizersnede
Zwangerschap en groep-B-streptokokken
Het kan zijn dat je met jouw verloskundige of gynaecoloog hebt gesproken over groep-B-streptokokken (afgekort GBS) tijdens de zwangerschap en bevalling. In deze folder lees je meer over GBS, hoe de infectie is te herkennen en welke risicofactoren en behandelmogelijkheden er zijn.
Meer informatie
Neem onderstaande beslisboom door:
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Week 38
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Hielprik
In de eerste week na de geboorte wordt wat bloed afgenomen uit de hiel van je baby. In het laboratorium wordt dit bloed onderzocht op een aantal zeldzame ziektes. Tijdige opsporing en behandeling van deze ziektes voorkomt of beperkt zeer ernstige schade aan de lichamelijke en verstandelijke ontwikkeling van je kind. De meeste van deze ziektes zijn niet te genezen maar wel te behandelen met bijvoorbeeld medicijnen of een dieet.
Deelname aan de hielprik is vrijwillig, daarom wordt voor de uitvoering van de hielprik je toestemming gevraagd. De hielprik kan belangrijk zijn voor de gezondheid van je kind.
Ziekenhuis of thuis
Lig je enkele dagen na de geboorte nog in het ziekenhuis, dan wordt daar de hielprik afgenomen. Ben je thuis? Dan komt de Jeugd Gezondheidszorg (JGZ) of de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) bij je thuis prikken.
Op welke ziektes wordt het bloed onderzocht?
Het bloed van de hielprik wordt onderzocht op:
- ziekten van de schildklier
- ziekten van de bijnieren
- vorm van bloedarmoede (sikkelcelziekte)
- ziekten van de longen (taaislijmziekte of cystic fibrosis)
- stofwisselingsziektes. De meeste daarvan zijn erfelijk en komen niet vaak voor.
De uitslag van de hielprik is vrijwel altijd binnen 4 weken bekend. Je ontvangt geen bericht als de uitslag goed is. Als er een afwijkende uitslag is gevonden ontvang je bericht van de huisarts. Soms is de hoeveelheid afgenomen bloed te weinig voor het onderzoek. De hielprik moet dan opnieuw uitgevoerd worden.
Meer informatie
Glucosecontroles bij de baby
We bepalen de bloedsuikerspiegel, oftewel glucosewaarde, bij de baby na de bevalling. We willen weten of de baby zelf genoeg glucose aanmaakt. Tijdens de zwangerschap kreeg jullie baby genoeg glucose via de placenta. Na de geboorte moet het lichaam van de baby zelf glucose halen uit de voeding die het krijgt. Veel baby’s kunnen dat direct zelf. Alleen hele grote of hele kleine baby’s kunnen dat wat moeilijker en hebben soms een lage glucosewaarde. We zullen deze meting in elk geval vier keer uitvoeren bij de baby en zonodig vaker.
Na de bevalling wordt de baby gewogen. We kijken naar het geboortegewicht en de zwangerschapsduur. Als het nodig is, starten we met de glucosecontrole (één uur na de geboorte). Een verpleegkundige prikt jouw baby in de hiel. Met een klein beetje bloed bepaalt de verpleegkundige de glucosewaarde.
Als de glucosewaarde te laag is dan overleggen we met de kinderarts en starten we met bijvoeden. Geef je borstvoeding, dan voeden we, als de borstvoeding nog niet voldoende is, bij met kunstvoeding. Wanneer je kolft, kunnen we de afgekolfde voeding als bijvoeding geven. Bij flesvoeding krijgt de baby wat meer melk in het flesje. Blijft de glucosewaarde ondanks bijvoeding te laag, dan krijgt de baby glucose via een infuus. Zo houden we het glucosegehalte op peil totdat de baby dit zelf kan.
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Week 40
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Serotiniteit
Als de bevalling twee weken na de uitgerekende datum niet op gang is gekomen, spreken we van 'over tijd zijn'. De medische term hiervoor is serotiniteit. Van alle zwangerschappen duurt 5-10% langer dan 42 weken. Bij een zwangerschap die langer dan 42 weken duurt, voldoet de placenta soms minder goed aan de behoefte van de baby. De baby kan zo geleidelijk minder voeding krijgen. De hoeveelheid vruchtwater wordt langzaam minder en de baby kan in het vruchtwater gaan poepen. In een zeldzaam geval kan de baby te weinig zuurstof krijgen.
Verwijzing naar het ziekenhuis
Om problemen voor te zijn, word je door de verloskundige bij 41 weken + 5 dagen naar de gynaecoloog verwezen voor een controle afspraak en het maken van een cardiotocogram (CTG). Het CTG registreert de harttonen van de baby. Zo wordt de conditie van je baby beoordeeld. Echoscopisch onderzoek geeft aan of de hoeveelheid vruchtwater voldoende is.
Afwachten of inleiden?
Als alle controles goed zijn en de zwangerschap geen andere problemen geeft, is het veilig om af te wachten tot de bevalling spontaan begint. Het is dus mogelijk om tot 42 weken thuis te bevallen. Belangrijk is wel dat je het kindje volgens het normale patroon voelt bewegen. Ben je voorbij de 41 weken dan mag je, in overleg met de gynaecoloog, kiezen voor eerder inleiden.
Inleiding thuis
Het inleiden van de bevalling kan onder bepaalde voorwaarden ook thuis gedaan worden. De verloskundige zal dan thuis de vliezen breken. De voorwaarden zijn:
- je bent al een keer eerder bevallen
- de baarmoedermond is voldoende rijp
- het hoofdje van de baby is goed ingedaald
Voordat de bevalling thuis kan worden ingeleid bespreek je eerst met de gynaecoloog of dit mogelijk is en je aan de voorwaarden voldoet. Als er geen bijzonderheden zijn, wordt er in overleg een dag gekozen waarop de verloskundige thuis (tussen 8 en 10 uur ’s ochtends) de vliezen breekt. De verloskundige komt daarna een aantal keren langs om de conditie van de baby te controleren.
Komen de weeën op gang? Bel dan jouw verloskundige die je bevalling thuis of poliklinisch verder zal begeleiden.
Als 6 uur na het breken van de vliezen de weeën niet goed op gang komen, verwijst de verloskundige je naar het ziekenhuis om te starten met weeënopwekkers. Je wordt dan overgedragen aan de gynaecoloog.
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Inleiding van de bevalling
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Inleiding van de bevalling
Als de bevalling kunstmatig op gang gebracht wordt noemt men dit het inleiden van de bevalling. Het inleiden van de bevalling gebeurt als wordt ingeschat dat het voor de gezondheid van de baby en/of de moeder beter is. Het wordt alleen gedaan als de gynaecoloog inschat dat het kind een normale bevalling goed kan doorstaan.
Veel voorkomende redenen om de bevalling in te leiden zijn:
- hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap;
- groeivertraging van de baby;
- langdurig gebroken vliezen;
- meer dan 42 weken zwanger.
Hoe verloopt een inleiding van de bevalling
Voor het inleiden van de bevalling wordt altijd een afspraak gemaakt. Op de afgesproken dag en tijd meld je je voor de verloskamers op afdeling C3.
Op de verloskamers wordt een CTG (cardiotocogram, hartritmeregistratie van de baby en registratie van eventuele weeën) gemaakt. Dan volgt een inwendig onderzoek om de baarmoedermond te beoordelen. De manier van inleiden wordt afhankelijk hiervan en in overleg met de gynaecoloog gekozen. Als de inleiding aanslaat en de bevalling op gang komt, is het verloop als bij een normale bevalling. Als de inleiding niet aanslaat blijf je in veel gevallen op de verpleegafdeling C3. Als ook ‘s nachts de bevalling niet op gang komt, wordt de volgende ochtend besproken hoe de verdere behandeling er uitziet. Dit is afhankelijk van meerdere factoren.
Rijpen van de baarmoedermond
Een inleiding kan alleen een bevalling op gang brengen als de baarmoedermond rijp is. Een onrijpe baarmoedermond is stug, gesloten en lang. Als de baarmoedermond rijp is, is deze zacht, iets open en kort. Bij een rijpe baarmoedermond met ontsluiting kunnen de vliezen worden gebroken. Daarna worden de weeën op gang gebracht met behulp van een weeën stimulerend middel (oxytocine) dat met een infuus wordt ingebracht. Zo kan verdere ontsluiting van de baarmoedermond ontstaan. De bevalling is dan begonnen.
Als de baarmoedermond niet rijp is moet dit eerst tot stand worden gebracht. Dit wordt 'het rijpen van de baarmoedermond' genoemd. Dit kan op verschillende manieren, zoals met behulp van prostaglandinen (hormonen). Prostaglandinen kunnen in capsules worden ingenomen of in de baarmoederhals worden ingebracht. Een andere mogelijkheid is met behulp van een ballonkatheter. Op welke manier het rijpen van de baarmoedermond gedaan wordt is afhankelijk van verschillende factoren. Belangrijk is te realiseren dat om de baarmoedermond te rijpen vaak meerdere dagen nodig zijn
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}