Proactieve zorgplanning (PZP)

Er zijn verschillende soorten behandelkeuzes, dit verschilt per patiënt en per ziekte. Onderstaande behandelkeuzes kunnen aan de orde komen tijdens een ACP gesprek:

Wel of niet reanimeren

Bij reanimeren wordt geprobeerd om een plotselinge adem- of hartstilstand weer te herstellen. Dit gebeurt door middel van hartmassage, beademing, medicijnen en eventueel elektrische schokken. De kans op een succesvolle uitkomst van reanimeren hangt van veel factoren af, zoals al bestaande gezondheidsproblemen. Na een geslaagde reanimatie is de kwaliteit van leven meestal verminderd ten opzichte van vóór de reanimatie. Niet reanimeren wil dus zeggen: een plotselinge adem-of hartstilstand niet actief herstellen.

Wel of geen behandeling op de intensive care (IC)

Op een intensive care (IC) worden orgaanfuncties ondersteund en/of volledig overgenomen door apparatuur en is de zorg zeer intensief. Voorbeelden hiervan zijn het overnemen van de ademhaling (door kunstmatige beademing via een buis in de luchtwegen), de hartfunctie (door medicijnen om de bloeddruk hoger te krijgen) en de nierfunctie (door dialyse).

Vaak is revalidatie nodig na een IC opname, patiënten kunnen zorgafhankelijk zijn/blijven en kunnen klachten overhouden aan de IC opname. Voorbeelden hiervan zijn angstklachten, slapeloosheid, cognitieve problemen, IC-verworven zwakte, vermoeidheid en achteruitgang in conditie. Dit wordt ook wel het Post Intensive Care Syndroom (PICS) genoemd. De patiënt kan besluiten dat een behandeling op de IC te ver gaat. Er kan worden gekozen voor maximale behandeling op de verpleegafdeling. Zo krijgt de patiënt daar de beste zorg die kan worden geboden.

Wel of geen opname in het ziekenhuis

Indien de patiënt niet meer in het ziekenhuis opgenomen wil worden, is het ook mogelijk om bepaalde zorg in de thuissituatie te krijgen. Hierbij valt te denken aan plasmedicijnen en antibiotica. Het is belangrijk dat de huisarts van deze wensen op de hoogte is.

Andere beperkingen voor een behandeling

Naast bovenstaande behandelmogelijkheden, kan de patiënt over de volgende behandelbeperkingen beslissen:

  • het wel/niet ontvangen van bloedproducten
  • het wel/niet ontvangen van antibiotica
  • het wel/niet gebruik maken van nierfunctie vervangende therapie (dialyse)
  • het wel/niet ondergaan van een operatie