Amputatie onderbeen

Het amputeren van een onderbeen is ingrijpend. In 90 procent van de gevallen is amputatie nodig vanwege problemen met de bloedvaten. De andere 10 procent komt door een ongeluk, na een infectie, een tumor, een verbranding of bevriezing. U ligt 7 tot 10 dagen in het ziekenhuis.

De amputatie van een onderbeen

De operatie vindt plaats onder volledige narcose en duurt ongeveer 1 uur. Na de amputatie vouwt de chirurg de huid rond de wond dicht. Om de wond komt gips of hij wordt gezwachteld. Zo ontstaat een stevige stomp die goed in een prothese past. Bij een ernstige infectie sluit de chirurg de wond later en corrigeert hij of zij de stomp zodra de infectie onder controle is.

Na de operatie

De eerste uren na de operatie verblijft u op de uitslaapkamer. U heeft een infuus, een katheter in de blaas, mogelijk een slangetje voor zuurstof in de neus en 1 of enkele drains. Deze afvoerbuisjes voeren overtollig vocht uit de wond af. Als u voldoende aanspreekbaar bent en de wond er goed uitziet, gaat u terug naar de verpleegafdeling. We houden u continu scherp in de gaten. De drain(s) gaat er op de tweede dag uit en u begint met bewegen buiten het bed. Na 2 tot 3 weken mogen de hechtingen eruit.

Bewegen na een beenamputatie

In de periode na de amputatie traint u het overgebleven deel van het been. Samen met de fysiotherapeut werkt u aan spierkracht, spierlengte en de mobiliteit van de gewrichten. Dat moet allemaal in orde zijn als u met een prothese leert lopen. De fysiotherapeut, een verpleegkundige en een revalidatiearts begeleiden u hierbij.

Complicaties

Iedere operatie brengt bepaalde risico’s met zich mee. Problemen die zich na een operatie voor kunnen doen zijn longontsteking, trombose, nabloeding of een wondinfectie. Specifieke complicaties die zich na een amputatie voor kunnen doen zijn:  

  • infectie en weefselschade
  • slechte genezing van de wond
  • problemen met de stomp, denk hierbij aan verkeerde vorm, wondjes, ontstekingen
  • beperkingen in een aangrenzend gewricht, bijvoorbeeld een strekbeperking
  • problemen bij hart-/longpatiënten doordat er meer inspanning moet worden geleverd
  • problemen bij diabetespatiënten. De wondgenezing en het leren lopen met een prothese vragen extra inspanning, dit kan het bloedsuikergehalte ontregelen
  • fantoomsensatie en fantoompijn

Revalidatie

De revalidatiearts bespreekt met u welke revalidatie- en prothesevoorzieningen er mogelijk zijn. De mogelijkheden daarvan hangen sterk af van uw lichamelijke conditie, bijkomende ziekten of gebreken, het amputatieniveau en de amputatiestomp.
Afhankelijk van de situatie en in overleg met u bespreekt de verpleegkundige de mogelijkheden die er zijn na ontslag:

  • u gaat naar huis en revalideert poliklinisch
  • u verblijft tijdens uw revalidatie in een revalidatiecentrum (klinisch)
  • u gaat naar een verpleeghuis om te revalideren