Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Deze patiënt bleef mij bij
‘De meeste mensen met diabetes zijn onder behandeling bij de huisarts. Als de problematiek ingewikkelder wordt, of als er meerdere ziektes bijkomen, komen patiënten naar het ziekenhuis en worden ze begeleid door ons team. We zijn al 10 jaar met 4 dezelfde verpleegkundig consulenten. We steunen elkaar door dik en dun, maar werken net zo fijn samen met de internisten, diëtisten, maatschappelijk werk en medisch psycholoog. Een gouden team, dat mag ook wel eens worden gezegd.
Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
Het leuke van mijn werk is de variatie. Van jong tot oud, van hoogleraar tot putjesschepper, van diabetes type 1, 2 en zwangerschapsdiabetes tot mensen met complicaties. Er zijn veel nieuwe, met name technische ontwikkelingen. Denk maar aan insulinepompen met een sensor die zelf de insuline-afgifte reguleren en het ene moment meer insuline afgeven en het andere moment minder. Bij diabetes type 1 maakt het lichaam helemaal geen insuline aan, het ontstaat meestal al bij kinderen. Type 2 komt op latere leeftijd voor en dan speelt leefstijl en overgewicht vaak een rol.
De patiënt die mij het meest is bijgebleven is een man van 49 jaar met diabetes type 2 en reuma. Een grote vent, type ruwe bolster, blanke pit. Hij bleek doodsbang te zijn voor het spuiten van insuline. En daar moest hij nu nét aan geloven. De tabletten werkten niet meer afdoende. Trillend als een rietje kwam hij binnen, samen met zijn vrouw. Een enorme prikangst; hij kon er niet tegen om naalden te zien. Het bleek dat zijn moeder aan diabetes type 1 was overleden, dus hij associeerde het prikken met de dood. Samen met zijn vrouw – zij was echt goud waard, hebben we hem geholpen. We bestelden speciale naaldjes, waarbij je het naaldje bij gebruik niet kunt zien. Zijn vrouw diende het toe, maar dat ging door de angst van haar man niet goed. Vervolgens is de thuiszorg ingeschakeld, die kwamen elke dag prikken. Maar de man had geen leven meer, hij zag zo op tegen die momenten dat hij er de hele dag mee bezig was. Hij at ook niet meer om te voorkomen dat de waarden in zijn bloed te hoog zouden worden. Hij kocht zelfs een hond waar hij lange afstanden mee kon wandelen, zodat zijn waarden laag bleven. Alles om te voorkomen dat het eenmaal daags insuline spuiten uitgebreid moest worden. Uiteindelijk zag ook hij wel in dat het zo niet langer kon. Er moest iets gebeuren.
Dus heb ik, samen met de anderen in ons team, een route op maat bedacht. Normaal is het zo dat je pas na een periode van zelf spuiten met de insulinepen in aanmerking komt voor een insulinepomp, maar voor hem hebben we die oplossing naar voren getrokken. Dat deze patiënt de stap nu wel durfde te zetten kwam doordat de pomp zelf het zo gevreesde naaldje inbrengt. Ook de instructeur van de pomp die thuis extra uitleg kwam geven, werkte goed mee en zorgde ervoor dat hij het naaldje niet te zien kreeg. Wat een dankbaarheid valt je dan ten deel! Zo blij dat hij was en nog steeds is. En wat werkt hij goed mee, wat een doorzettingsvermogen en moed. Stukje bij beetje is zijn angst behapbaar geworden. Ook het vullen van de pomp – mét spuit! – doet hij nu zelf. Nu kan hij er mee leven en zelf zijn diabetes managen. Hij komt zelfs blijmoedig bij me op controle.’
De betrokkenen in dit verhaal hebben expliciet toestemming gegeven voor deze publicatie.