Het is geen tijd om stoer te zijn

Ik had een gesprek met een intensivist en verpleegkundigen van onze IC’s waar patiënten met covid-19 worden verpleegd.  Op mijn vraag hoe het met hen ging was het antwoord: “Het gaat nog wel goed”. Vooral dat ‘nog wel’, sprak boekdelen. Daar praatten we ook over door. Over de vrees dat het ergste misschien nog komen gaat en hoe het dan verder moet. “Hoe gaan we het volhouden? Nu is het nog enigszins te doen. Het is wel heel hard werken en we zijn echt helemaal op aan het eind van onze dienst, en dat geeft niet. Maar hoe lang gaat het duren en houden we dat nog vol met elkaar? En wat als de emmer echt over gaat lopen?” Het werd een open en indrukwekkend gesprek, met een belangrijke conclusie.

Dit gesprek maakt opnieuw duidelijk hoe ontzettend zwaar het werk tijdens deze crisis is voor alle zorgmedewerkers in Nederland. In de eerste plaats vanwege de zorg om en voor de patiënten en het feit dat ook zorgprofessionals met al hun kennis en ervaring geen grip hebben op dit ziektebeeld. Zo vertelden onze mensen dat ze nog niet eerder een ziektebeeld hebben gezien waarbij patiënten zo snel instabiel worden.“Mensen zakken bijvoorbeeld heel snel met hun saturatie (het zuurstofgehalte in het bloed), zelfs als je ze maar iets draait of met ze bezig bent. Het is zó’n ander ziektebeeld dan we normaal zien. Normaal kunnen we op de IC voor bijna al onze categorieën patiënten heel goed inschatten wat het beloop is van de ziekte en daarmee het effect van ons handelen. Bijvoorbeeld of we iemand van de beademing af kunnen halen. Maar in Brabant is veelvuldig gerapporteerd dat het dan toch opeens niet ging en dat iemand weer terug moest aan de beademing. Maar waarom dan? Dat weten we niet. Het beloop is grillig en onvoorspelbaar.”

Schrijnende contacten met patiënten en families

Dat maakt ook dat het contact met de zieke patiënten op de IC’s vaak schrijnend is. Zo beschreef een van de IC-verpleegkundigen een gesprek met een vitale man van 79 jaar. Hij zou naar de IC worden gebracht om aan de beademing te gaan. “Deze man stond tot voor zijn opname nog midden in het leven en had al het nieuws continu gevolgd. Hij zei tegen ons: ‘Dit is dus mijn laatste stap, want er is nog niemand van afgekomen’. In het nieuws hoor je veel schrikwekkende verhalen en die had hij ook gehoord. Hij koos ervoor om niet aan de beademing te gaan. Hij vertelde ons: ‘Ik heb een goed leven gehad en ik weet niet of ik dit allemaal nog ga willen’. Dat deed heel veel met me. Want deze vitale man was twee weken geleden waarschijnlijk nog aan het sporten of aan het wandelen.”

In het gesprek onderstreepten de collega’s dat het beeld dat op de IC’s alleen maar ouderen liggen, niet klopt. “Er ligt hier ook iemand van in de 40 met een blanco medische voorgeschiedenis, die niets mankeerde. En bij wie het ook maar de vraag is of die er goed vanaf gaat komen.”

Ook het feit dat families zo weinig contact kunnen hebben met hun naasten, is voor de collega’s heel moeilijk. “We zijn zo gewend om families helemaal mee te nemen in het hele IC-proces. En dat kan nu niet. Dat is heel moeilijk. Want je wilt families juist toelaten in zo’n heftige situatie. Anderzijds merken we aan families dat ze heel begripvol zijn. Zij volgen het nieuws ook en ze weten dat we niet anders kunnen.” In het gesprek hadden we het erover dat dit een maatregel is die moet, maar die zo in strijd is met ieders gevoel. Ik vertelde dat dit voor mij een van de moeilijkste beslissingen is geweest. En dat ik blij ben dat we in ons ziekenhuis nu de mogelijkheid hebben om contact tussen families en patiënten mogelijk te maken via beeldbellen. Maar ook dat dit het echte contact en de nabijheid tussen patiënten, families en personeel natuurlijk nooit kan vervangen. Gelukkig is het wel zo dat de hoofdbehandelaar in individuele gevallen altijd afwijkend kan beslissen. Dat is belangrijk, want we moeten in alles wel menselijk blijven.

Het komt letterlijk en figuurlijk heel dichtbij

De collega’s beschreven ook schrijnende situaties voor patiënten en families die henzelf diep emotioneel raken. Zo vertelde een collega over een patiënt die in ons ziekenhuis was opgenomen na overplaatsing uit Brabant: “Daarna werd zijn echtgenote van Brabant naar Groningen overgeplaatst. Moet je je voorstellen dat dit je ouders betreft . De ene ligt in Ede, en de ander helemaal in het noorden, voor jou ‘in the middle of nowhere’. En je hebt geen contact meer. Dat moet verschrikkelijk zijn.”

Daarbij komt het virus voor onze mensen letterlijk en figuurlijk heel dichtbij, zoals een van de IC-verpleegkundigen vertelde. “Je kunt hier ook zelf komen te liggen, of je ouders, of een familielid of je buurman. Er ligt hier nu ook iemand die anders in een winkel staat waar ik vaak kom en waar ik dan een praatje mee maak. Die ligt hier nu gesedeerd aan de beademing en je weet niet of het goed gaat komen.” Een andere verpleegkundige beaamde dit “Weet je, ook je eigen familie thuis is heel bezorgd. Want iedereen in Nederland kan besmet raken, maar jij hebt je werk er ook nog bij. Dat is dubbelop. Je komt niet thuis en dan is het klaar. En je gaat weer naar je werk met de zorg voor thuis.”

Het werk is in deze crisis heel anders

Het werken in deze crisis is voor IC-medewerkers extra zwaar doordat ze hun werk moeten doen in beschermende pakken, met de maskers en brillen. Het zijn beschermende maatregelen die essentieel zijn voor de eigen veiligheid, maar die het werken moeilijk maken. “Ik vind het heftig. Dat het 12-uursdiensten zijn, is niet het ergste. Natuurlijk merk je dat ook, maar het in die pakken staan en werken, maakt dat alles vertraagd en moeilijker gaat. Ook het aan- en uitkleden. Je kunt niet – zoals anders - even snel wat dingen omhangen en weer verder. Alles kost gewoon meer tijd. Als het straks nog heftiger wordt en snel-snel zal moeten, dan denk ik: hoe moeten we dat gaan doen?”

Daarbij komt dat het werk op de IC door deze crisis en door de opschaling compleet is veranderd. “Van het werken op één IC zijn we nu aan het werk op meerdere IC units. Daarnaast hebben we in plaats van de zorg voor een of twee IC-patiënten, nu de zorg voor drie tot vier patiënten met ondersteuning van anesthesie- en recoveryverpleegkundigen. Daardoor is ook de taakverdeling compleet veranderd. Als IC-collega’s ben je op elkaar ingespeeld. Nu zijn er heel veel andere mensen die je helpen. Daar zijn we heel blij mee en ik zie ook dat iedereen er helemaal voor gaat en positief is. Tegelijkertijd is het een compleet andere manier van werken en ik vind dat nog steeds wel lastig. Het is goed, maar ook wennen, omdat het niet je routine is.”

Blij met snelle opschaling

De collega’s gaven aan dat ze juist daarom blij zijn dat we in ons ziekenhuis vroegtijdig en snel zijn opgeschaald. “Het uitleggen van hoe alles moet, kost ook extra energie. Daarom is het fijn dat we nu al zijn opgeschaald. Want nu kunnen we daarin investeren, terwijl daar straks misschien helemaal geen tijd voor is. Ik denk dat we daar veel winst mee maken.” Dat vond ik goed om te horen. Want dit is exact de reden dat we in ons ziekenhuis al snel zijn gaan opschalen, het buddy-systeem hebben ingevoerd en om extra artsen en verpleegkundigen van Defensie hebben gevraagd. Zodat we – onder deze moeilijke omstandigheden - met elkaar de zorg ook in de komende periode zo hoogwaardig mogelijk kunnen bieden.

In het gesprek gaven de collega’s ook aan dat ze onder de indruk zijn van alles wat onder grote druk wordt geregeld. Het opschalen van IC-capaciteit, met al het personeel, de extra scholing en alle randvoorwaarden, in grote onderlinge samenwerking. “Als we ideeën aanbrengen, worden die direct besproken. En als het een goed idee is, is het vaak de volgende dag al ingeregeld en toegepast. Wij voelen jullie waardering voor wat wij hier doen, maar omgekeerd zijn we blij met alles wat jullie in de crisisorganisatie voor ons doen. We voelen echt dat jullie voor ons zorgen.” Hoe vanzelfsprekend ik dat laatste ook vind, het is een mooi compliment. Vooral voor hoe we met elkaar de schouders eronder zetten, sommigen voor en sommigen meer achter de schermen, zodat we met elkaar de goede zorg kunnen bieden die nu zo nodig is.

We leren elke dag

Een van de intensivisten die ik sprak, gaf aan dat juist de onvoorspelbaarheid van covid-19 veel flexibiliteit en lerend vermogen vraagt. “We leren elke dag zoveel we kunnen. We communiceren veel met andere collega’s in het land en met buitenlandse collega’s. Je probeert in de avonduren zoveel mogelijk te lezen, om zoveel mogelijk feeling te krijgen met de patiënt, juist omdat het zo’n ander ziektebeeld dan we normaal zien.” Ik was en ben hier zwaar van onder de indruk. Want hoe knap is dit? 12 uur op je benen staan, fysiek en mentaal zo zwaar belast en dan ook nog ’s avonds proberen te leren, omdat je het nóg beter wilt doen. Daar word ik stil van.

Dit is geen tijd om stoer te zijn

In het gesprek kwam ook de zorg aan de orde dat mogelijk de grootste uitdaging nog moet komen. “Dan zal blijken of we dit met zijn allen echt aankunnen en oppakken.” Op mijn vraag wat daarbij belangrijk is, gaven de collega’s aan dat het vooral gaat om zorg voor elkaar en om daarin open en laagdrempelig te zijn. Dat is belangrijk, juíst omdat dit voor IC-personeel niet vanzelfsprekend is. “Het gaat er om dat je als individu hulp durft te zoeken als je iets lastig vindt. Het zit bij IC-teams niet zo in onze aard om hulp te vragen. Sterker nog, dat doe je normaal gesproken niet, tenzij je zo ongeveer omvalt. Toch is dat juíst nu heel belangrijk. Want als je in je hoofd sterk blijft, dan kun je heel veel aan. Want naast de fysieke inspanning, is de emotionele belasting heel groot.”

Ik vertelde dat ik mensen in ons en andere ziekenhuizen in deze crisis soms ook hoor zeggen: ‘Ja, dit is ons werk’. Dat is maar de vraag, want het is wel werk in bijzonder complexe omstandigheden, die met iedereen wat doen. Een van de IC-verpleegkundigen reageerde daarop: “Dat valt mij ook op en ik ben het daar ook niet mee eens. Want ik ben bezorgd. Je draagt het de hele dag met je mee. Pas vroeg iemand aan me: ‘hoe is het?’ Toen zei ik: ‘Op zich gaat het goed. We zijn gezond en ik kan mijn werk doen. Maar het zit me niet lekker. Dit is geen tijd om stoer te doen.”

Dat is misschien wel het grootste gevaar: het feit dat iedereen denkt stoer te moeten zijn. Ik heb aangegeven dat ik liever wil dat niemand stoer is. Omdat deze crisis in al zijn omvang en grilligheid iets doet met iedereen. En dat het niet goed is om dat allemaal op te kroppen. Dat we daarom in ons ziekenhuis naast het buddysysteem ook een zorgteam van medisch psychologen hebben die voor iedereen klaar staan. Want onze grootste zorg zijn natuurlijk de patiënten, maar ook onze eigen medewerkers.

Blijf met elkaar praten

Daarom is mijn oproep aan alle collega’s: blijf alsjeblieft met elkaar praten en maak gebruik van de zorg die we bieden. Want het is heftig en je hoeft nu niet stoer te zijn, ook al ben je dat misschien anders wel. De enige manier is om daar gewoon eerlijk over te zijn. Wij willen dat onze mensen veilig en goed kunnen werken. Daarbij gaat het om de fysieke veiligheid en checken we elke dag hoe het staat met de voorraden aan persoonlijke beschermingsmiddelen. Goed werken nu en op de langere termijn staat of valt ook met onze aandacht en zorg voor elkaar. Juist nu.

Mirjam van 't Veld, voorzitter raad van bestuur