Web Content Viewer
Component Action Menu- ${title}
In de eerste weken heb ik die angst indringend gevoeld
Deze weken spreken Mirjam van ’t Veld, voorzitter van de raad van bestuur en Frans Timmer, voorzitter van de medische staf van ons ziekenhuis met specialisten en arts-assistenten over hun werk tijdens de covid-19 crisis. Om te horen hoe zij de afgelopen periode hebben ervaren en hoe zij kijken naar hun werk in de komende periode. Zij hadden een mooi gesprek met René de Vries, internist-vasculair geneeskundige en tijdens de crisis werkzaam als schil 1 arts in ons ziekenhuis.
Lees onderstaand het verslag van dit gesprek over de grote onzekerheden en angst bij het uitbreken van de crisis, over de kracht van de saamhorigheid en samenwerking die de crisis met zich meebrengt en over de zaken die René uit deze periode wel en niet vast zou willen houden.
Wat komt er op ons af?
Mirjam en Frans vragen René wat hem uit de afgelopen twee maanden het meest is bijgebleven? Hij vertelt dat de eerste weken de meeste indruk op hem hebben gemaakt. “De overheersende gedachte was: wat komt er op ons af? We hoorden natuurlijk de alarmsignalen in het nieuws. Italië liep al twee weken voor en daar zagen we de meest verschrikkelijke taferelen. Die angst, van wat gaat er in Nederland en in ons ziekenhuis gebeuren, die was voor mij wel het meest overheersend. Ik ben een pragmaticus, dus je gaat wel in de doe-stand en met elkaar aan de slag en dat ging ook goed. Maar die angst heb ik wel echt ervaren en twee, drie weken heel indringend gevoeld. Ik sliep er ook slecht van, terwijl ik normaal mijn kussen niet voel.”
Frans vraagt of René ook bang is geweest voor zijn eigen gezondheid? “Kijk ik ben 61, dus ik behoor tot de risicogroep. Een van mijn kinderen heeft het ook gehad, maar dat is een jonge meid, die komt er wel overheen. Maar wat gebeurt er als je het zelf krijgt? Dat voert niet de boventoon, maar dat zit wel ergens in je het achterhoofd. En we weten natuurlijk dat patiënten met comorbiditeit meer risico lopen, maar we hebben ook mensen voorbij zien komen die helemaal niets mankeerden en die toch gewoon helemaal onderuit gingen.”
We zijn wél bang geweest
Mirjam zegt dat zij die gevoelens ook sterk heeft gemerkt in de organisatie. En dat het haar opviel dat veel mensen in die beginfase zeiden dat ze niet bang waren. Terwijl zij dacht: ‘we zijn wél bang’. Ze vraagt René of hij zijn angst ook heeft besproken, bijvoorbeeld binnen het team? “Ik vind het heel goed dat men tegenwoordig oog heeft voor dit soort aspecten. Want vroeger was dit een onderwerp dat niet aan de orde was. Daarbij ben ik conservatief opgevoed en dat betekende dat je deed wat je moest doen en het niet over dit soort zaken had. Dus de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik er behalve dan thuis met mijn vrouw, nauwelijks met collega’s en andere mensen over heb gesproken. Thuis hebben ze het wel goed aan me kunnen merken. Mijn vrouw zegt ook tegen me: je bent gewoon drie weken niet jezelf geweest. Voor mij was het voldoende om het er thuis over te hebben, ook omdat we het na drie weken onder controle hadden en het daarna een kwestie werd van verder goed organiseren. Dus toen die angst wegging, kon ik weer een beetje ademhalen.”
Je staat 24/7 aan en bent niet meer ontspannen
Mirjam vraagt René of er op de afdeling wel gebruik is gemaakt van het aanbod van medisch psychologen om gesprekken te voeren? “De arts-assistenten hebben daar wel gebruik van gemaakt. Ik vroeg aan een van hen hoe je de stress van de eerste drie weken nou onder woorden kunt brengen. Hij zei het mooi en treffend: ‘Je staat eigenlijk 24/7 aan en je bent niet meer ontspannen’. Dat klopt. Want normaal als ik naar huis ben gefietst, dan kan ik thuis mijn gedachten verzetten naar andere dingen. Nu lukte dat niet. Normaal komt er thuis weinig op me af dat met mijn werk te maken heeft. Nu gaat het ook ‘s avonds door. In het nieuws, in al die praatprogramma's. Dan gonst het bijna 24/7 in je hoofd door. Ik heb die eerste drie weken dus wel echt als akelig ervaren.”
Samen aan de slag
René vertelt dat de grote saamhorigheid hielp om het werk snel en goed anders te organiseren. “Natuurlijk moesten allerlei dingen anders worden georganiseerd. Het regelen van de afspraken op de poli. Je gaat met elkaar aan de slag, iedereen denkt mee, komt met ideeën en iedereen wil dan ook dezelfde kant op. Die saamhorigheid is fantastisch. De schema’s zagen er anders uit. We hadden dubbele diensten en we hebben het werk goed verdeeld tussen de internisten die op de spoedeisende hulp, op de huisartsenpost of op de covid-19 afdelingen werkten en de internisten die het normale werk deden. Natuurlijk moesten we meer mensen inroosteren voor diensten en ben je wat vaker aan de beurt. Maar dan sta je al snel in de doe-modus en ga je aan de slag.”
Veel bewondering voor de verpleegkundigen en de arts-assistenten
René merkt op dat hij enorm veel respect heeft voor de verpleegkundigen en de arts assistenten. “Zij stonden daar echt met hun voeten in de klei. Voor ons als specialisten viel dat wel mee. Wij hebben natuurlijk veel gesuperviseerd. Als het met een patiënt niet goed ging, dan gingen we samen naar binnen. Maar vanuit oogpunt dat daar veel van de schaarse persoonlijke beschermingsmiddelen voor nodig zijn, hebben we dat terughoudend gedaan. Dus als de arts-assistent naar binnen was geweest en de situatie was onder controle, dan gingen wij er niet ook nog naar binnen. Maar de verpleging en die assistenten, die hebben het echte werk gedaan. Zij zijn volledig uit hun comfortzone gestapt. En dat zonder enige wanklank. Ik heb daar echt extreem veel bewondering voor.”
Iedereen heeft elkaar even hard nodig
Mirjam vertelt dat verpleegkundigen in gesprekken met haar steeds opmerken dat zij het waarderen dat het contact met artsen in deze periode zo toegankelijk en laagdrempelig is. En dat zij dit juist nu fijn vinden, omdat covid-19 zo’n nieuw ziektebeeld is en ze niet terughoudend zijn om iets met artsen te overleggen. René: “Ik vind dat eigenlijk heel vreemd en heb dat eigenlijk altijd vreemd gevonden. Toen ik hier in 1992 begon werd ik niet getutoyeerd. Terwijl ik zei: ik ben gewoon René. Maar de verpleging vond dat daar geen sprake van kon zijn. En mijn hele leven roep ik al - en volgens mij mijn collega's met mij – dat het onzin is die afstand, het is nergens voor nodig. Ik denk toch dat het in de cultuur zat, dat het een idee is dat mensen in hun hoofd hebben zitten. Want volgens mij wil iedereen graag dat je laagdrempelig met elkaar communiceert. Dat overlegt en praat zoveel makkelijker en iedereen heeft elkaar even hard nodig. Maar in mijn beleving doen wij nu in de covid-tijd niet anders dan anders. Ik herken het wel. Want het komt wel voor dat een bijvoorbeeld een regieverpleegkundige me belt en dan zegt: ‘ik vind het vervelend om u te storen’. Waarop ik dan altijd zeg: ‘helemaal niet vervelend, ik heb toch de diensttelefoon?’ Dus ik hoop dat de ervaring tijdens deze crisis er aan bijdraagt dat verpleegkundigen ons ook straks laagdrempelig blijven benaderen.”
Samenwerking tussen specialismen
Frans vraagt René hoe de samenwerking tussen de schil 1 artsen is verlopen. René : “Dat was echt fantastisch. We hebben als één groep met long, geriatrie en interne heel goed samengewerkt.” Ik merk op dat het mooi zou zijn om dit vast te houden: “Want als je ziet hoe jullie ook de gezamenlijke multidisciplinaire overleggen deden. Het zou mooi zijn als dat straks ook wordt voortgezet, bijvoorbeeld voor patiënten met lastig te definiëren klachten. Dat je er dan direct met een paar collega’s naar kijkt, in plaats van dat een patiënt eerst naar de ene collega gaat, dan naar de volgende collega en dan weer wordt doorgestuurd.” René merkt op dat meer integratie tussen de disciplines al veel langer een wens van hem is. “Eigenlijk mijn hele carrière al. Gelukkig zie je er de afgelopen 10 tot 15 jaar wel verandering in komen, ook door hoe de nieuwe generatie nu wordt opgeleid. Deze crisis versnelt dat, doordat we allemaal voor hetzelfde doel gaan en alle neuzen dezelfde kant op staan. Ik denk zeker dat het uitvoeren van zinnige multidisciplinaire overleggen ook straks aan verdere integratie kan bijdragen.”
Ik ervaar het nieuwe normaal niet als normaal
René vertelt dat hij in het echte menselijke contact mist, ook in het werk. “Ik schud al 27 jaar lang dagelijks heel veel handen. Dat is ook een vorm van communicatie en natuurlijk kun je dat best afleren. Maar het is de manier waarop we nu naar elkaar kijken en de manier waarop we met elkaar moeten omgaan. Het is allemaal zo afgemeten, het spontane is eraf en dat dit het nieuwe gedrag moet zijn, vind ik pijnlijk. Omdat je nu veel consulten telefonisch doet, zie je mensen niet. Buiten de patiënten die ik goed ken en waarvan ik de situatie een beetje kan inschatten, mis je bij anderen waarschijnlijk toch een heleboel. In een gesprek in de spreekkamer zie en voel je gewoon: dit gaat de goede kant op, dit moet ik bijsturen, hier is onnodige angst, dat probeer je weg te nemen. Dat werkt goed als je echt in contact bent en patiënten ziet. Ik ervaar het nieuwe normaal dus nog niet als normaal.”